ECLI:NL:RBAMS:2023:4365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/040018-23; 10/036518-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot jeugddetentie voor autodiefstal en wapenbezit in vereniging

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan autodiefstal en wapenbezit in vereniging. De feiten vonden plaats op 8 februari 2023 in Amsterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte een BMW heeft gestolen. De verdachte was aanwezig bij de verkoopafspraak en heeft, na de diefstal, een vuurwapen bij zich gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan de diefstal contact hebben gehad en dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in het plegen van de feiten. De officier van justitie heeft 200 dagen jeugddetentie geëist, waarvan 47 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk 140 dagen jeugddetentie opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een locatiegebod met elektronische monitoring. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/040018-23
Parketnummer vordering tul: 10/036518-22
Datum uitspraak: 27 juni 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2003,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. van der Wal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd:
1
het tezamen en in vereniging plegen van diefstal van een auto op 8 februari 2023 te Amsterdam;
2
het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van een pistool op 8 februari 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat beide feiten bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Verdachte heeft dit feit ontkend en op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij of weet had van het voornemen tot het plegen van de autodiefstal door de medeverdachte zodat, zo begrijpt de rechtbank, het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij verdachte ontbreekt. Verdachte is er van uitgegaan dat de medeverdachte een auto zou gaan bekijken om deze eventueel te kopen en dit (alternatieve) scenario wordt niet door het dossier weersproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen. De raadsman benadrukt dat feit 1 en feit 2 los van elkaar moeten worden gezien en beoordeeld.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Op 8 februari 2023 omstreeks 19:00 uur heeft [aangever] met ene [naam 1] afgesproken in Amsterdam om zijn BMW met [kenteken] (hierna: de auto) eventueel aan [naam 1] te verkopen. Aangever was met [naam 1] in contact gekomen via het platform Autoscout. Het was de tweede afspraak, [naam 1] had aangegeven de auto nog een keer te willen zien en zou bij deze afspraak een vriend meenemen die kennis had van auto’s. [naam 1] is naderhand aan het door hem gebruikte telefoonnummer door de politie geïdentificeerd als [naam 2] . De vriend bleek verdachte. Voorafgaand aan deze afspraak hebben [naam 2] en verdachte contact gehad. Op 7 februari 2023 heeft verdachte namelijk naar [naam 2] het bericht gestuurd: “
nog steeds niks gehoord?” waarop [naam 2] heeft geantwoord: “
Het wordt morgen man”. Een dag later, op 8 februari 2023, heeft verdachte om 17:10 uur een bericht naar ene [naam 3] gestuurd met de tekst: “
Ik ben nu onderweg naar Amsterdam om iets te regelen”.
Tijdens de afspraak op 8 februari 2023, waar verdachte inderdaad bij aanwezig was, heeft [naam 2] aan [aangever] (de verkoper) gevraagd of hij een testrit in de auto mocht maken. [aangever] is daarmee akkoord gegaan waarna [naam 2] , tegen de afspraak in, zonder [aangever] in de auto is gestapt en – met vergrendelde deuren –op hoge snelheid is weggereden. [aangever] heeft verklaard dat verdachte op dat moment begon te rennen. Ook de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] (achternaam onbekend) hebben gezien dat verdachte begon (weg) te rennen. Kort nadat [naam 2] in de auto is weggereden, hebben [aangever] en zijn vader, [naam vader] , geprobeerd verdachte tegen te houden. [naam vader] heeft verklaard dat verdachte toen tegen hem heeft gezegd: “
Ik heb een pistool, ik ga schieten”, waarbij hij zag dat verdachte een pistool uit zijn jas haalde. [aangever] en [naam vader] hebben verdachte vervolgens overmeesterd en tegen de grond gewerkt. Bij verdachte is een vuurwapen aangetroffen.
Op 8 februari 2023 is, na het wegrijden in de auto, een aantal gesprekken en tekstberichten van de bestuurder van de auto, [naam 2] , opgevangen. Omstreeks 20:20 uur heeft [naam 2] [aangever] gebeld. Tijdens dat gesprek, dat door de politie is opgenomen omdat [aangever] op dat moment aangifte deed, heeft [naam 2] tegen
[aangever] gezegd: “
Ik zei gewoon tegen hem luister, he ik ga gewoon in die auto zitten en ik rij weg en jij moet wegrennen. Dat is het enige”. Op 8 februari 2023 is er een telefoontap aangesloten op het telefoonnummer van [naam 2] . Kort daarna, om 20:58 uur, heeft [naam 2] tegen iemand gezegd dat er iets is gebeurd, dat zijn mattie is gesnapt en dat zijn vriend in Amsterdam is gepakt. Om 21:19 uur heeft [naam 2] door de telefoon gezegd, terwijl hij kennelijk een bekende tegenkwam: “
he broer, mijn mattie is zomaar geveegd”.
Op 13 februari 2023 om 21:09 uur heeft [naam 4] (de rechtbank begrijpt [naam 2] ) wederom met iemand gebeld. In dit gesprek lijkt [naam 2] te spreken over wat er op 8 februari 2023 is voorgevallen. [naam 2] zegt hierover tegen zijn gesprekspartner: “
Ik had die Turkoe al twee keer afgezegd. Mannetje van mij ook, is laatst ook geveegd met mijn pijp (…) Ja, zomaar barkie 50 geïnvesteerd in die kaolo pijp (…) Ik kan zo weer een nieuwe halen in Duitsland (…) Wat die dingen zat op slot zeg maar die. Die dorro naar mij, dus ik klik die dorro open. Doet die kerel zo weer een rondje over die parkeerplaats broer, terwijl die Turkoe achter hem aanrent. Dus ik zeg tegen hem; Stap in (…) Ja gewoon door die Turkoes, ze hebben hem gewoon gehouden daar op de grond tot de scotoo kwam broer (…) Ja, ja, Turkoes zijn niet bang voor pijps he (…) Hij had die pijp, die die kil, maar ik had geen bullits. Ik zeg nog tegen deze man broer je hoeft niet eens door te laden, je zet alleen die laser op. Of je schijnt met die zaklamp, die schijnt kanker hard in die ogen broer (…) Ja man, die die was met alles erop en eraan. Laser alles”.
[verbalisant] merkt op dat de “pijp” waarover [naam 2] spreekt grote gelijkenissen vertoont met het wapen dat bij verdachte is aangetroffen, omdat het ongeladen was en voorzien van een laser. Op het wapen dat verdachte bij zich droeg, is DNA van verdachte en [naam 2] aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat deze gesprekken gaan over de omstandigheden waaronder de diefstal van de auto en/of het wapenbezit hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [naam 2] de diefstal van de auto heeft gepleegd (feit 1) en dat verdachte, eveneens tezamen in vereniging met [naam 2] , het wapen voorhanden heeft gehad (feit 2). De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat feit 1 en feit 2 wel degelijk in onderlinge samenhang moeten worden bezien. Redengevend voor het bewijs is dat verdachte voorafgaand aan de diefstal met [naam 2] contact heeft gehad, direct na het wegrijden in de auto door [naam 2] is gaan rennen, een wapen bij zich droeg dat aan [naam 2] toebehoorde en dat hij, bij zijn poging aan aangevers te ontkomen, het wapen heeft gepakt en daaromtrent dreigende taal heeft geuit richting één van de aangevers. De rechtbank vindt relevant dat [naam 2] – gelet op de inhoud van het hiervoor weergegeven telefoongesprekken – instructies heeft gegeven aan verdachte omtrent het wegrennen/instappen in de auto én het gebruik van het wapen op de bewuste dag. Verder is van belang dat op het wapen, behalve DNA van verdachte, ook DNA van [naam 2] is aangetroffen. Uit al deze omstandigheden blijkt het opzet van verdachte op (de bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en [naam 2] inzake) zowel de autodiefstal als het verboden wapenbezit. Verdachte heeft samen met [naam 2] een plan gemaakt om – desnoods onder bedreiging met een vuurwapen – een autodiefstal te plegen en dit plan is vervolgens door hen beiden uitgevoerd.
Het alternatieve scenario van de verdediging, inhoudende dat verdachte niets wist van de te plegen diefstal (door [naam 2] ) en alleen verdachte verantwoordelijk is voor het voorhanden hebben van het wapen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 8 februari 2023 te Amsterdam tezamen en vereniging met een ander, een auto, te weten een BMW model 3-serie met [kenteken] , die aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 8 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van de categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) pistool van het merk Umarex / Glock, model 17 gen 5, kaliber 7,65 mm voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht zal worden toegepast en dat verdachte ten aanzien van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 200 dagen jeugddetentie waarvan 47 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De bijzondere voorwaarden moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen, de duur van de op te leggen jeugddetentie het voorarrest niet te laten overschrijden en geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen. In het voordeel van verdachte moet rekening worden gehouden met de beperkte justitiële documentatie van verdachte en met het agressieve handelen van de aangever en zijn vader jegens verdachte, die daaraan hij een litteken op zijn voorhoofd heeft overgehouden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een auto. Om het feit te plegen heeft de medeverdachte zich voorgedaan als de koper van de auto. De medeverdachte en de verdachte zijn vervolgens gezamenlijk naar de afspraak gegaan om de auto te stelen. De aangever wilde zijn auto op een rechtmatige manier verkopen maar zag zijn auto op brutale wijze gestolen worden. Verdachte en de medeverdachte hebben hiermee laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Verdachte heeft daarmee ook het vertrouwen dat men behoord te hebben in online verkoop platforms geschaad. Daarmee heeft de verdachte met zijn handelen niet alleen schade aan het slachtoffer maar ook aan de maatschappij als geheel toe gebracht. Verdachte had, met de medeverdachte die wegreed in de gestolen auto, vervolgens ook een vuurwapen voorhanden en heeft gezegd hiermee te zullen schieten. Hoewel het vuurwapen op dat moment in werkelijkheid niet geschikt was om mee te schieten, kan het enkele tonen hiervan bij anderen veel angst veroorzaken; hetgeen ook is gebeurd. Dat verdachte bij zijn overmeestering hardhandig is aangepakt, heeft hij in de gegeven situatie dan ook over zichzelf afgeroepen en is voor de rechtbank geen omstandigheid om in strafmatigende zin rekening mee te houden.
Verdachte droeg het vuurwapen bij zich op de openbare weg. Er heerst al langere tijd problematiek omtrent (vuur)wapenbezit in Amsterdam. Verdachte heeft met zijn handelen aan deze problematiek bijgedragen. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 13 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte zeer kort voor het onderhavige feitencomplex uit een eerdere (jeugd)detentie, wegens, onder meer, verboden wapenbezit, is ontslagen. De rechtbank weegt deze omstandigheid mee in het nadeel van verdachte. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 13 juni 2023. Hieruit volgt dat verdachte sturing dient te krijgen bij zijn impulsieve handelen. Hij lijkt ontvankelijk voor sociale, emotionele en praktische ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen. Verdachte is te corrigeren en schoolgang is noodzakelijk. De reclassering adviseert het adolescentenstrafrecht toe te passen en de rechtbank neemt dit advies over.
Strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met straffen in vergelijkbare zaken. De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de ernst van de feiten en het tezamen en in vereniging handelen van verdachte rechtvaardigt het opleggen van jeugddetentie. Verdachte heeft in de zaak met parketnummer 10/036518-22 een stevig kader met reclasseringstoezicht opgelegd gekregen. De rechtbank ziet daarom in deze zaak geen aanleiding (nogmaals) een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van 140 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. Dit betekent dat verdachte zijn straf reeds heeft uitgezeten.

9.Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 14 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam in de zaak met parketnummer 10/036518-22 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 3 juni 2022 waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte is uitgereikt.
9.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijk opgelegde straf van 5 maanden gedeeltelijk ten uitvoer moet worden gelegd. Zij heeft gevorderd dat deze voorwaardelijke straf voor een gedeelte van 2 maanden jeugddetentie ten uitvoer zal worden gelegd. Dit deel van de straf dient wel omgezet te worden naar 120 uren werkstraf.
9.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen. Het is van belang dat de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden blijven doorlopen. Aan de al bestaande voorwaarden moeten, overeenkomstig het advies van de reclassering, een locatiegebod met elektronische monitoring en een nieuwe datum voor een plaatsing voor een verblijf in Vast & Verder in Lelystad worden toegevoegd. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Gelet op artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
De rechtbank zal de gedeeltelijke tenuitvoerlegging toewijzen zoals door de officier van justitie gevorderd. Daarbij beveelt de rechtbank dat van de 5 maanden opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie 2 maanden jeugddetentie ten uitvoer worden gelegd maar dat deze worden omgezet in 120 uren werkstraf. Dit betekent dat een voorwaardelijk jeugddetentie van 3 maanden blijft staan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] van 13 juni 2023 waarin wordt geadviseerd om, in aanvulling op de reeds geldende voorwaarden uit het al bestaande toezicht van de zaak met parketnummer 10/036518-22, een locatiegebod met elektronische monitoring op te leggen.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank – telefonisch – reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] gehoord. Zij heeft haar advies bevestigd en aangegeven dat er bij [locatie maatschappelijke opvang] een kamer is gereserveerd voor verdachte waar hij terecht kan. Verdachte kan daar met voorrang (per direct) geplaatst worden in hetzelfde kader als opgelegd bij deze voorwaardelijke veroordeling. De rechtbank neemt de adviezen van de reclassering over en wijzigt de bijzondere voorwaarden uit het vonnis met parketnummer 10/036518-22 in zoverre dat deze voorwaarden worden aangevuld met het locatiegebod en de elektronische monitoring.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert € 800,00 (zegge: achthonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal – overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman – niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering van de gestelde psychische schade en het rechtstreekse verband met de bewezen geachte feiten onvoldoende is onderbouwd. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

11.Beslag

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het wapen (merk Umarex / Glock), dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar omdat feit 2 met betrekking tot dit voorwerp is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47, 57, 77c, 77i en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
140 (honderdveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 3 juni 2022 in de zaak met parketnummer 10/036518-22, zijnde jeugddetentie voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor een gedeelte van 2 maanden jeugddetentie omgezet in een werkstraf voor de duur van 120 uren.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd bij voornoemd vonnis en stelt als bijzondere voorwaarden:
Begeleiding door jeugdreclassering
Veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering (Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering) en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in [locatie maatschappelijke opvang] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start op 28 juni 2023. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde verblijft gedurende de periode van het toezicht op de door de toezichthouder gestelde uren op de door de toezichthouder bepaalde locatie. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering wordt afgesproken. Als Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de Justitiële jeugdinrichting.
Volgen van onderwijs (jeugdstrafrecht)
Veroordeelde volgt onderwijs, voor de duur van het toezicht of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het
Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14 zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Wapen - Glock Austria P.A.K. (G6299741).
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en N.M. Simons, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2023.
[...]