ECLI:NL:RBAMS:2023:4360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/026353-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langdurige online stalking van meerdere vrouwen met gedeeltelijke vrijspraak en gevangenisstraf

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van langdurige online stalking van meerdere vrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van vier vrouwen in de periode van 12 april 2019 tot en met 28 januari 2021. De verdachte heeft hen herhaaldelijk lastiggevallen via sociale media en andere communicatiemiddelen, waarbij hij ook bedreigende berichten heeft verstuurd. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de belaging van twee vrouwen, omdat niet kon worden aangetoond dat er sprake was van stelselmatige belaging. De rechtbank oordeelde echter dat de belaging van de andere vrouwen wel bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact die deze op de slachtoffers hebben gehad, maar ook met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de behandeling van de verdachte moet doorgaan en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/026353-21 (A) en 13/123316-22 (B)
Datum uitspraak: 27 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 27 juli 2022 en 13 juni 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna kortheidshalve zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundigen R.A.R. Bullens (psycholoog en behandelaar van verdachte), J. van der Meer (psychiater), F.S. van Huis (psycholoog), R.A. Sterk (psycholoog) en [naam reclasseringsmedewerker] (reclasseringswerker) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is –kort gezegd– ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A
1. belaging van [slachtoffer 1] in de periode van 12 april 2019 tot en met 28 januari 2021
2. belaging van [slachtoffer 2] in de periode van 14 april 2019 tot en met 15 januari 2021
3. belaging van [slachtoffer 3] in de periode van 28 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021
4. belaging van [slachtoffer 4] in de periode van 3 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021
5. bedreiging van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] in de periode van 1 januari 2021 tot en met
28 januari 2021
Zaak B
1. belaging van [slachtoffer 6] in de periode van 4 augustus 2020 tot en met 17 mei 2022
2. belaging van [slachtoffer 7] in de periode van 1 september 2020 tot en met 17 mei 2022
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
In zaak A vindt de officier van justitie de ten laste gelegde belagingen (feiten 1 tot en met 4) en bedreiging van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] (feit 5) bewezen, omdat verdachte hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd en uit de aangiftes en de bijbehorende berichten blijkt dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. De bedreiging van [slachtoffer 2] vindt de officier niet bewezen, omdat uit het dossier volgt dat de bedreigingen niet aan haar waren gericht. Verdachte moet daarom van die bedreiging worden vrijgesproken.
In zaak B vindt de officier de belaging van [slachtoffer 6] (feit 1) bewezen, omdat dit uit de aangifte en de bijbehorende berichten volgt. Na de verstuurde berichten en nadat [slachtoffer 6] heeft aangegeven geen contact te willen, is verdachte een periode van enkele maanden doorgegaan met het liken van de foto’s op de Facebook-pagina van [slachtoffer 6] en heeft hij (met hartjes) gereageerd op een foto van [slachtoffer 6] die op de Instagram-story van iemand anders was geplaatst. Daarmee heeft hij stelselmatig de privacy van [slachtoffer 6] aangetast. De belaging van [slachtoffer 7] (feit 2) vindt de officier niet bewezen, omdat alleen een paar aan haar gerichte berichten in het dossier zitten en dit onvoldoende is om te kunnen spreken van de voor belaging vereiste stelselmatigheid. Verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd voor de feiten in zaak A, met uitzondering van een onderdeel dat ziet op de belaging van [slachtoffer 1] (feit 1) en de bedreiging van [slachtoffer 2] (feit 5). Volgens de verdediging kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte naar de sportschool is gegaan met het doel [slachtoffer 1] te belagen. Daarom moet verdachte van dit onderdeel van feit 1 [1] worden vrijgesproken. Verdachte moet ook worden vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer 2] (feit 5), omdat de bedreigingen niet aan haar waren gericht.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte in zaak B volledig moet worden vrijgesproken, omdat het in totaal gaat om een paar berichten die zijn verzonden en twee ‘likes’ op foto’s. De duur, frequentie en intensiteit daarvan is volgens de verdediging onvoldoende om te kunnen spreken van de voor belaging vereiste stelselmatigheid.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor beide feiten in zaak B
De rechtbank ziet zich in deze zaak voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte zich ten aanzien van aangeefsters [slachtoffer 6] (feit 1) en [slachtoffer 7] (feit 2) schuldig heeft gemaakt aan belaging. Al het contact heeft plaats gevonden via sociale media.
Over het contact met [slachtoffer 6] verklaart verdachte dat hij haar via Instagram enkele berichten over [slachtoffer 6] op zijn Instagram-pagina heeft geplaatst (waarvan de laatste in 2020), op Facebook twee foto’s van haar heeft
geliketen twee berichten over haar heeft gestuurd naar een vriendin van [slachtoffer 6] (in 2020 en januari 2021). Uit de aangifte van [slachtoffer 6] blijkt dat zij in januari 2021 via Instagram een bericht kreeg van verdachte waarin stond dat hij verliefd op haar is en dat zij toen heeft gezegd dat zij geen berichten van hem meer wilde krijgen. Daarna zouden er alleen nog foto’s (op Facebook) van haar zijn
geliket, zonder dat er berichten zijn verstuurd door verdachte. Vervolgens reageerde verdachte in maart 2022 op een foto van [slachtoffer 6] die was geplaatst op het account van iemand anders en heeft verdachte ook een foto van [slachtoffer 6] geplaatst op zijn eigen account, maar heeft hij die een paar uur later vrijwillig verwijderd. Aangezien er over een periode van twee jaar via sociale media een paar berichten zijn gestuurd en geplaatst, er veel tijd tussen de contactmomenten zat en aan het geven van enkele
likesaan op sociale media geplaatste foto’s en berichten weinig betekenis toekomt, is naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 6] nog geen sprake van stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer.
Over het contact met [slachtoffer 7] verklaart verdachte dat hij haar, via Instagram, in totaal twee berichten heeft gestuurd (in 2020 en in 2021). Bij de aangifte zit een bijlage met één bericht van verdachte aan [slachtoffer 7] . Hoewel zij verklaart dat zij werd lastiggevallen door onbekende nummers en sms-berichten die volgens haar van verdachte afkomstig zijn, heeft de politie deze handelingen niet kunnen herleiden naar verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de berichten en contactmomenten met [slachtoffer 7] die aan verdachte kunnen worden toegerekend onvoldoende om te kunnen spreken van belaging.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de belaging van [slachtoffer 6] (feit 1) en [slachtoffer 7] (feit 2).
De bedreigingen in zaak A: partiële vrijspraak
Aan verdachte is in deze zaak een aantal bedreigingen ten laste gelegd (feit 5). Hij zou namelijk [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en zijn halfbroer [slachtoffer 5] hebben bedreigd. Verdachte bekent de bedreigende woorden tegen [slachtoffer 1] en zijn halfbroer te hebben geuit en zegt dat hij die bedreigende berichten over hen ook naar verschillende mensen heeft verstuurd. Hij verklaart [slachtoffer 2] nooit te hebben bedreigd.
De bedreigende woorden die zijn geuit en de berichten die in dat kader zijn verstuurd blijken naast de bekennende verklaring van verdachte ook uit de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . De rechtbank acht de bedreigingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] daarmee bewezen.
Dat ligt anders voor de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] . Verdachte ontkent haar te hebben bedreigd, zij heeft geen aangifte van bedreiging gedaan en uit de berichten die in het dossier zitten blijkt dat de berichten met de bedreigingen van verdachte zich alleen tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] richtten. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer 2] .
De belagingen in zaak A
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de vier vrouwen in deze zaak heeft belaagd, ten laste gelegd als de feiten 1 t/m 4. Over de belagingen van [slachtoffer 2] (feit 2), [slachtoffer 3] (feit 3) en [slachtoffer 4] (feit 4) legt verdachte een volledig bekennende verklaring af. De belaging van [slachtoffer 1] (feit 1) bekent verdachte ook, maar hij ontkent nadrukkelijk dat hij haar in de sportschool zou hebben opgezocht.
Naast de bekennende verklaring van verdachte, volgt uit de aangiftes van deze vier vrouwen en de bijbehorende berichten die in het dossier zitten dat verdachte hen over een periode van enkele jaren heeft lastiggevallen. Hij heeft daarbij onder andere via telefoon en sociale media een groot aantal berichten verstuurd, op sociale media accounts (seksueel getinte) posts over hen geplaatst en mensen uit de sociale omgeving van deze vrouwen benaderd met het doel om met de vrouwen in contact te blijven (terwijl zij dat niet wilden). Verdachte heeft daarmee deze vrouwen belaagd.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt ook nog dat zij van haar collega te horen kreeg dat verdachte op haar werk (een sportschool) langs is geweest en naar haar heeft gevraagd. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] betrouwbaar is, omdat zij gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen van verdachte en de aangifte is onderbouwd met screenshots van bijbehorende berichten. Verdachte bevestigt de aangifte van [slachtoffer 1] ook op alle overige onderdelen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om alleen voor het opzoeken in de sportschool te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] . Dat betekent dat ten aanzien van alle vier de vrouwen de belaging zoals ten laste gelegd naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend is bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht in zaak A op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 12 april 2019 tot en met 28 januari 2021 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
[slachtoffer 1] , door
- eenmaal op de werklocatie van voornoemde [slachtoffer 1] langs te gaan en
- meermalen en een (zeer) groot aantal berichten via sociale media (Instagram en Facebook) naar
voornoemde [slachtoffer 1] te sturen en
- meermalen en een groot aantal (bewerkte en seksueel getinte) berichten over en foto's van
voornoemde [slachtoffer 1] op zijn, verdachtes, sociale mediapagina's te plaatsen en
- meermalen vrienden van voornoemde [slachtoffer 1] (via sociale media) te benaderen,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden;
2.
in de periode van 14 april 2019 tot en met 15 januari 2021 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- meermalen en een (zeer) groot aantal berichten (minimaal 1020) via sms en sociale media
(Instagram) naar voornoemde [slachtoffer 2] te sturen en
- meermalen vrienden van voornoemde [slachtoffer 2] (via sociale media) te benaderen en
- meermalen berichten over en foto's van voornoemde [slachtoffer 2] en vrienden van voornoemde [slachtoffer 2]
op zijn, verdachtes, sociale media pagina's te plaatsen en
- voornoemde [slachtoffer 2] berichten via sociale media te sturen waarin voornoemde [slachtoffer 2] (onder
andere) de woorden werden toegevoegd "Je hebt tot eind januari, als je dit niet persoonlijk oplost
dan maak ik mezelf van kant, dit meen ik..." en "Er is geen middenweg Nana, of je komt terug of ik
pleeg zelfmoord!!",
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
3.
in de periode van 28 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
- meermalen en een (zeer) groot aantal (minstens 679) (vaak seksueel getinte) berichten per telefoon
(sms) en via sociale media (Instagram en Facebook) naar voornoemde [slachtoffer 3] te sturen en
- een familielid en een kennis van voornoemde [slachtoffer 3] (via sociale media) te benaderen,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te dulden;
4.
in de periode van 3 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door
- een groot aantal berichten over en foto's van voornoemde [slachtoffer 4] op zijn, verdachtes, sociale media-
pagina's te plaatsen en
- meermalen kennissen van voornoemde [slachtoffer 4] (via sociale media) te benaderen,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te dulden;
5.
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 28 januari 2021 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- voornoemde [slachtoffer 5] dreigende berichten via sociale media te sturen waarin voornoemde [slachtoffer 5] (onder
andere) de woorden werden toegevoegd "Ik ga je slachten vieze flikker, ik snij je open van kruis tot
strot" en "Ik zoek je op en slacht je" en "Speciaal omdat jij met die vieze nicht [naam] blijft
communiceren zoek ik zijn huis op en snij ik zijn keel door, ook dit heb jij op je geweten", en
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigende berichten via sociale media te sturen waarin voornoemde [slachtoffer 1]
(onder andere) de woorden werden toegevoegd "Ik roei haar en dr gore smerige tokkie familie uit" en
"Ze gaat boete voor wat ze heeft gedaan, dat garandeer ik je".

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De officier heeft ook gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering op 9 mei 2022 geadviseerde voorwaarden zullen worden verbonden, maar ziet geen aanleiding om oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht te vorderen.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de lopende behandeling van verdachte niet moet worden onderbroken door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en verzoekt de rechtbank om de adviezen van de gedragsdeskundigen te volgen en een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft over een periode van een paar jaar vier vrouwen op een intensieve en hardnekkige manier belaagd. Hij heeft hen niet alleen een groot aantal berichten gestuurd en posts over hen geplaatst, maar heeft ook mensen uit hun directe omgeving benaderd met het doel om contact met deze vrouwen te krijgen. De aard van de berichten, met foto’s van hen en seksuele uitingen richting hen, is indringend. Met zijn handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het privéleven van deze vrouwen. Uit de verklaringen van deze vrouwen volgt duidelijk welke grote impact het handelen van verdachte op hen heeft gehad en hoe angstig zij zich erdoor hebben gevoeld, te meer nu zij verdachte helemaal niet of alleen vrij oppervlakkig kenden. Dat rekent de rechtbank verdachte dan ook aan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee bedreigingen waarbij zeer heftige bedreigende woorden door hem zijn geuit.
Rapportages over verdachte
Er is uitgebreid, door meerdere gedragsdeskundigen, gerapporteerd over de persoon van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van de onderstaande rapporten en van de door al deze gedragsdeskundigen op de zitting gegeven (nadere) toelichting.
Uit het eerste rapport van psycholoog F.S. van Huis van 22 juni 2021 volgt dat bij verdachte sprake lijkt te zijn van langdurig aanwezige erotomane wanen en worden er aanwijzingen voor schizofrene ontwikkeling gezien. Er wordt een ongespecificeerde schizofreniespectrum- en/of een andere psychotische stoornis vastgesteld. Aangezien de stoornis volledig heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde, is het advies om de feiten niet toe te rekenen aan verdachte. Volgens de psycholoog is het nodig dat er een TBS (terbeschikkingstelling) met dwangverpleging wordt opgelegd, omdat er langdurig zorg nodig is en gelet op de ernst van de feiten een stevig kader noodzakelijk is.
Vervolgens heeft er een aanvullend onderzoek door deze psycholoog plaatsgevonden, dat heeft geleid tot een wijziging van de eerdere bevindingen en conclusie (aanvullend rapport van 16 november 2022). De houding van verdachte en hoe hij spreekt over het tenlastegelegde is namelijk inmiddels veranderd. De psycholoog merkt nog wel op dat verdachte geneigd is zijn huidige zelf als probleemloos te presenteren. In tegenstelling tot de eerdere bevindingen kunnen er nu geen wanen bij verdachte worden vastgesteld, maar wordt er wel een autismespectrumstoornis vastgesteld. Het advies is dan ook om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Er wordt in plaats van TBS met dwangverpleging nu een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd, omdat het huidige kader voldoende lijkt om het hoge recidiverisico te beperken. Wel wordt een zo lang mogelijke proeftijd geadviseerd.
Psychiater J. van der Meer stelt in zijn rapport van 14 februari 2022 dat bij verdachte sprake lijkt te zijn van een persoonlijkheidsstoornis met dwangmatige en narcistische persoonlijkheidskenmerken. Er zijn geen aanwijzingen voor wanen of een psychotische stoornis, verdachte heeft meer een obsessie met de aangevers. De stoornis heeft waarschijnlijk doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten, daarom is het advies om de feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Het advies is om een (deels) voorwaardelijke straf met ambulante behandeling op te leggen. In het licht van het blanco strafblad en tegen de achtergrond van de feiten waarbij geen fysieke agressie of seksueel geweld is komen kijken, lijkt het opleggen van TBS disproportioneel.
In het aanvullend rapport, van 25 november 2022, schrijft de psychiater dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis (chronische kwetsbaarheid in persoon) en dat er mogelijk nog sprake is van een autismespectrumstoornis. Het advies om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen blijft overeind. De behandeling moet zich vooral richten op het zelfgevoel van verdachte en de dagelijkse problemen waar hij tegenaan loopt moeten het uitgangspunt zijn. Dit kan volgens de psychiater effectiever tijdens een ambulante behandeling dan vanuit een kliniek.
Uit het rapport van psycholoog R.A. Sterk van 16 maart 2023 volgt dat er bij verdachte aanwijzingen zijn voor een autismespectrumstoornis. Ook hier wordt geadviseerd om de feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte, omdat de stoornis heeft doorgewerkt in de tenlastelegging. Ook deze psycholoog vindt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden passend.
De behandeld psycholoog R. Bullens geeft, kort weergegeven, aan dat verdachte een autismespectrumstoornis heeft. Het is belangrijk dat verdachte minder uitgaat van de intenties van zijn handelen, maar eerder leert uit te gaan van de effecten van zijn handelen en dit uiteindelijk kan omzetten in een positieve gedragsverandering. Daar is de behandeling op gericht en de ambulante behandeling lijkt tot zover goed aan te slaan bij verdachte. De eerste behandelresultaten zijn al zichtbaar en zullen voldoende bijdragen aan het verlagen van het recidiverisico.
In het reclasseringsrapport van 9 mei 2022 wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden en wordt TBS (bovendien) niet uitvoerbaar geacht. De Reclassering adviseert bijzondere voorwaarden op ten nemen, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod met aangevers. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht.
Uit het aanvullend reclasseringsrapport van 12 juli 2022 volgt kort gezegd dat ondanks dat er (tijdens de schorsing) recidive heeft plaatsgevonden, er geen aanknopingspunten zijn om het eerdere advies te heroverwegen. Het delictgedrag van verdachte was hardnekkig, maar hij volgt hiervoor een ambulante behandeling en toont zich daarvoor gemotiveerd. De terugval komt doordat hij nog niet de vaardigheden heeft om hier op adequate wijze mee om te gaan, maar daaraan wordt gewerkt tijdens de behandeling. De reclassering ziet dat verdachte opener is en merkt ook dat er sprake is van een positieve gedragsverandering bij verdachte.
Concluderend zijn alle gedragsdeskundigen het in de kern met elkaar eens. Bij verdachte is er sprake van een autismespectrumstoornis en deze heeft in enige mate doorgewerkt in het gedrag zoals ten laste gelegd.. De behandeling van verdachte loopt goed en laat al resultaat zien. Het voortzetten van de behandeling wordt als een belangrijke factor gezien om het recidiverisico te beperken.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de gedragsdeskundigen ten aanzien van de stoornis van verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid duidelijk zijn gemotiveerd en de rechtbank herkent het gedrag dat door de deskundigen wordt omschreven ook bij de ondervraging van verdachte ter zitting.
De rechtbank neemt deze conclusies daarom over en rekent verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan.
De straf
Ondanks dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, ziet zij – gelet op de ernst, frequentie en intensiteit van de belagingen en de lange periode waarover deze zijn gepleegd – geen aanleiding om van de strafeis van de officier af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bovenstaande alleen een forse gevangenisstraf passend is. Gelet op de positief verlopende behandeling, de omstandigheid dat verdachte al langere tijd motivatie voor de gestarte behandeling toont en de gedragsdeskundigen hebben toegelicht dat verdachte door de behandeling cognitief aan het leren is en vooruitgang boekt, maken dat de rechtbank van oordeel is dat het onwenselijk is om de behandeling te doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dat het voorarrest overstijgt.
Alles afwegende acht de rechtbank dan ook een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, passend. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden zoals die op 9 mei 2022 zijn geadviseerd door de reclassering. Er is naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, omdat niet is gebleken van fysiek gevaar en een dergelijke maatregel van weinig toegevoegde waarde is, gelet op het verloop van de behandeling. Wel is het duidelijk dat de behandeling langere tijd nodig zal hebben. Om die reden zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar opleggen, zodat de behandeling voldoende lang kan worden gecontinueerd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte in zaak B onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde (in zaak A) levert op:
Ten aanzien van feit 1 tot en met 4:
telkens: belaging;
Ten aanzien van feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt alsbijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het [adres] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Family Support of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Contactverboden
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de volgende aangevers, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt:
- Mo [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] te Amsterdam
- Nana [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] te Amsterdam
- Maureen [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] te Amsterdam
- Valerie Joy [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 4] te Almere
- [naam] [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 5] te Amsterdam
-
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Veroordeelde zal op geen enkele wijze, dus ook niet via sociale media, publiceren over de personen waarmee hij een contactverbod heeft. Ook zal hij niet publiceren over situaties die voor een objectieve buitenstaander de indruk wekken betrekking te hebben op deze personen.
Geeft aan de reclassering de opdrachtals bedoeld in 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Heft ophet –geschorste– bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2023.
[...]
[...]

Voetnoten

1.Eerste gedachtestreepje onder feit 1.