ECLI:NL:RBAMS:2023:4358

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/044105-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel voor een verdachte van winkeldiefstal met onduidelijke verblijfsstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 februari 2023 in Amsterdam een sixpack bier heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd. Tijdens de zitting op 16 mei 2023 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.L. Smit, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. Meijer. De rechtbank heeft ook het advies van een reclasseringsmedewerker in overweging genomen. De verdachte heeft de diefstal bekend en er zijn geen bewijsverweren gevoerd door de verdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstal bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte strafbaar is.

De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte een ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse toetsing na zes maanden. De verdediging heeft betoogd dat de ISD-maatregel niet opgelegd kan worden omdat niet voldaan zou zijn aan de zachte criteria, en heeft verzocht om een voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ISD-maatregel passend is, gezien de ernst van het feit en de recidivekans van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle harde criteria voor de ISD-maatregel is voldaan, en dat er geen alternatieven zijn voor de oplegging van deze maatregel.

De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de ISD-maatregel is opgelegd. De beslissing is genomen met inachtneming van de onduidelijke verblijfsstatus van de verdachte, die door de IND is vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaar wordt opgelegd, met een tussentijdse toetsing na zes maanden om de noodzaak van voortzetting te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/044105-23 en 13/251047-22 (TUL)
Datum uitspraak: 30 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 16 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.L. Smit, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Meijer, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de deskundige [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 12 februari 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal van bier.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt – met de officier van justitie en de verdediging – dat de diefstal bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft de diefstal bekend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte
op 12 februari 2023 te Amsterdam een sixpack bier (merk Heineken), dat geheel aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaar. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het bevelen van een tussentijdse toetsing na één jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen ISD-maatregel aan verdachte kan worden opgelegd, omdat niet is voldaan aan de zachte criteria. Voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat wel aan de zachte criteria is voldaan, heeft de verdediging subsidiair verzocht geen ISD-maatregel maar een deels voorwaardelijke (gevangenis)straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Een ISD-maatregel is een laatste redmiddel en verdachte heeft aangegeven Nederland op eigen initiatief te willen verlaten met hulp van Stichting Barka. Meer subsidiair wordt verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Uiterst subsidiair heeft de verdediging verzocht om een ISD-maatregel op de leggen voor de duur van één jaar, met een tussentijdse toetsing na zes maanden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat naast overlast en schade voor de winkel ook hinder veroorzaakt voor winkeliers. Met het plegen van deze winkeldiefstal heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
ISD-maatregel
Voldaan aan de criteria voor oplegging
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet er worden voldaan aan bepaalde voorwaarden die volgen uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie (Richtlijn Strafvordering bij meerderjarige veelplegers), de zogenaamde ‘harde criteria’. Zo moet verdachte een misdrijf hebben gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen heeft verklaard dat verdachte een diefstal heeft gepleegd, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte van 17 april 2023 blijkt dat ook aan deze voorwaarde is voldaan. Ook wordt voldaan aan de voorwaarde dat het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is gepleegd na tenuitvoerlegging van die vrijheidsbenemende straffen. Uit het reclasseringsadvies van 25 april 2023 blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Gelet op de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke misdrijven oordeelt de rechtbank bovendien dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. De rechtbank stelt daarmee vast dat aan alle voorwaarden uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. De ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie stelt als aanvullende voorwaarde dat er in de afgelopen vijf jaar ten minste tien processen-verbaal moeten zijn opgemaakt voor misdrijven, waarvan ten minste één proces-verbaal in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatste gepleegde misdrijf. Uit het strafblad van verdachte van 17 april 2023 blijkt dat aan deze voorwaarde is voldaan.
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet ook blijken dat er geen alternatief voor het opleggen van een ISD-maatregel bestaat. Daarbij wordt gekeken of er in het verleden dwangtrajecten hebben plaatsgevonden die niet hebben geleid tot een gedragsverandering, of dat verdachte heeft aangegeven hieraan niet mee te willen werken, of dat verdachte daar – gelet op zijn status – geen mogelijkheden toe heeft, door de raadsvrouw aangeduid als de ‘zachte criteria’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 25 april 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Hieruit blijkt dat de kans op recidive door de reclassering als hoog wordt ingeschat, vanwege de instabiliteit op het gebied van huisvesting, dagbesteding en inkomen, zijn alcoholgebruik, het gebrek aan steunend netwerk in Nederland, zijn strafblad en zijn verblijfsstatus (die op dit moment onduidelijk is). Om de kans op recidive te verlagen is hulpverlening nodig, maar interventies zijn niet uitvoerbaar omdat verdachte geen aanspraak maakt op sociale voorzieningen. De reclassering heeft daarom geen mogelijkheden om verdachte te begeleiden in een voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden. Er wordt geadviseerd om een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen aan verdachte, met een tussentijdse toetsing na één jaar.
[reclasseringsmedewerker] is op de zitting gehoord als deskundige en heeft haar advies bevestigd en in aanvulling daarop verklaard dat verdachte op dit moment niet lang genoeg in Nederland is om aanspraak te maken op sociale voorzieningen die hij wel nodig heeft, zoals hulp voor zijn alcoholverslaving. Binnen de ISD-maatregel kan wel de hulp worden geboden die verdachte nodig heeft (om recidive te voorkomen). Een tussentijdse toetsing na één jaar is geadviseerd omdat er op dat moment duidelijkheid zal zijn over de mogelijkheden om verdachte naar [geboorteland] of [land] te laten terugkeren. De deskundige heeft tot slot verklaard dat verdachte, voor zover haar bekend, niet rechtmatig in Nederland verblijft omdat zijn Unierecht in Nederland is ingetrokken door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) en hij het verloop van zijn procedure niet in Nederland mag afwachten.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij niet terug wil naar [geboorteland] omdat hij daar geen familie heeft. Verdachte wil wel naar [land] , daar woont zijn zus. Verdachte heeft hulp aangeboden gekregen van Amoc; verdachte kon zich melden bij Stichting Barka waar hij zou worden geholpen om naar [land] te gaan. Verdachte heeft zich niet gemeld bij Stichting Barka omdat hij weer wilde gaan werken in Nederland.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er geen interventies in een drangkader mogelijk zijn, terwijl deze interventies wel nodig en aangewezen zijn vanwege de drankproblemen van verdachte en zijn veelvuldige recidive.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De verdediging heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen aan verdachte omdat de ISD-maatregel een laatste redmiddel is, dan wel om een voorwaardelijke ISD-maatregel op de leggen omdat verdachte heeft aangegeven Nederland te willen verlaten met hulp van Stichting Barka. De rechtbank oordeelt dat het verlaten van Nederland met hulp van Stichting Barka vrijwillig door verdachte moet worden georganiseerd. Verdachte heeft eerder al de mogelijkheid gehad om via Stichting Barka naar [land] te gaan. Deze hulp heeft hij toen niet aangegrepen omdat hij wilde werken in Nederland. De rechtbank heeft er dan ook onvoldoende vertrouwen in dat verdachte, eventueel na het uitzitten van een gevangenisstraf, naar [land] of [geboorteland] zal vertrekken. Bovendien wordt er op die manier niets gedaan om zijn problematiek te doorbreken en vindt er geen gedragsverandering plaats. Binnen de ISD-maatregel kunnen de interventies worden ingezet die hij nodig heeft om zijn problematiek aan te pakken. Ook kan worden gewerkt aan het motiveren van verdachte voor een terugkeer naar [land] of [geboorteland] . De rechtbank oordeelt daarom dat het opleggen van een ISD-maatregel passend en geboden is en dat zij – mede gelet op het reclasseringsadvies van 25 april 2023 – geen mogelijkheid ziet om te volstaan met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Maximale duur
De rechtbank vindt het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Enerzijds moet de maatschappij optimaal worden beschermd, moet de recidive van verdachte worden beëindigd en moet een bijdrage worden geleverd aan de oplossing van zijn problematiek, waaronder zijn alcoholgebruik. Anderzijds is voldoende tijd nodig om een verantwoorde terugkeer naar [land] of [geboorteland] mogelijk te maken. Ook kan worden onderzocht of het mogelijk is om verslavingszorg, werk en woonruimte voor verdachte in [land] of [geboorteland] voor te bereiden in een concreet stappenplan. De rechtbank legt daarom aan verdachte de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaar op. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt niet van deze duur afgetrokken.
Tussentijdse toetsing na zes maanden
Op de zitting is gebleken dat er momenteel onduidelijkheid bestaat over de verblijfsstatus van verdachte. Op 11 november 2022 heeft de IND beslist dat verdachte geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland op grond van het Unierecht en dat hij Nederland binnen één maand moet verlaten. Verdachte heeft tegen dit besluit bezwaar ingediend. Het bezwaar is in maart 2023 ongegrond verklaard door de IND. De raadsvrouw heeft aangegeven dat tegen de ongegrondverklaring beroep is ingesteld en dat er volgens haar kort geleden een voorlopige voorziening is aangevraagd, maar dat zij niet weet wat daarvan de uitspraak is.
De rechtbank ziet aanleiding om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan te toetsen. Na zes maanden zal er meer duidelijkheid zijn over de verblijfsstatus van verdachte.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 17 april 2023 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/251047-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 23 november 2022 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. Verdachte is bij dit vonnis (onder andere) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen, met bevel dat van deze straf elf dagen niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft – in het geval dat aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd – gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling af gelet op de oplegging van de ISD-maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie
binnen zes maandenna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/251047-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 mei 2023.
[...]