7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Uit het niets heeft hij aangever [slachtoffer 1] op straat geslagen en geschopt, waardoor [slachtoffer 1] letsel aan zijn gezicht en lichaam heeft opgelopen. Verdachte heeft in het geheel niet stilgestaan bij de mogelijk ernstige gevolgen van zijn geweldshandelingen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs en een stoomstootwapen. Hij heeft verklaard dat hij in een slechte periode zat en op dat moment dealde in drugs om rond te komen. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Met de verboden handel in harddrugs – die veel slachtoffers maakt – worden grote winsten gemaakt. Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in drugs gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft met zijn handelen daaraan bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 mei 2023. Hieruit blijkt onder andere dat aan verdachte in 2013 de PIJ-maatregel is opgelegd en dat deze maatregel meermaals is verlengd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het gegeven dat zij minder feiten bewezen acht, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Zij acht een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Oplegging van maatregelen
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende stukken:
- de rapportage van G.M. Jansen, GZ-psycholoog, van 17 maart 2023;
- de rapportage van C.J.J.C.M. van Gestel, psychiater, van 17 maart 2023;
- het reclasseringsadvies van 22 juni 2023 van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, opgesteld door E. Wijbenga.
De deskundigen G.M. Jansen (bovengenoemd) en E.M. Haasjes en K. Klaver (beiden reclasseringswerkers) zijn ter zitting gehoord en hebben de adviezen daar waar nodig nader toegelicht en aangevuld.
Rapportages Pro Justitia
Aan de rapportages van de psycholoog en psychiater wordt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende ontleend:
De eerdere gedragsproblemen van verdachte zijn inmiddels ‘gestold’ in een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij ook narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis werden geconstateerd. Antisociale en narcistische trekken suggereren over het algemeen een behoorlijke mate van verharding, maar daar is bij verdachte niet direct sprake van. Hij lijkt eerder kwetsbaar, behept met goede bedoelingen maar niet in staat zich daarnaar te dragen en ontredderd als het weer is misgegaan. Hij is dan berouwvol, schaamtevol en belooft beterschap, maar weet niet goed hoe het is misgegaan.
De narcistische dynamiek gaat bij verdachte gepaard met een problematische agressieregulatie. Er is op basis van vooral historische risicofactoren een hoog basisrisico voor een agressieve recidive. Dit risico wordt in positieve zin wel beïnvloed door de wens van verdachte om zijn leven te beteren en zijn vraag om ‘de juiste hulp’. Er is in zijn levensloop geen sprake van escalatie naar extreme gewelddadigheid. Uit de aard van zijn persoonlijkheidsstoornis, waaruit de agressieregulatieproblematiek voortvloeit, is verdachte echter evenwel beperkt responsief voor behandeling, ondersteuning, begeleiding en toezicht. Derhalve is er een hoog risico op gewelddadige recidive. Dit risico zal in een hoog-beveiligde setting dalen, maar niet verdwijnen. Andere ondersteunende interventies dan plaatsing in een dergelijke setting, kunnen leiden tot een vergelijkbare daling van het risico. Een structurele verlaging van het risico zal echter, gezien de beperkte responsiviteit, een langdurige aanpak vergen.
Hoewel het recidiverisico hoog is zien de rapporteurs, gezien het ontbreken van een escalerend geweldspatroon en verdachtes bereidheid mee te werken, ruimte voor het alsnog inzetten van interventies zoals deze beoogd waren toen de PIJ-maatregel van verdachte voorwaardelijk beëindigd werd. Specifiek zien zij de volgende interventies als noodzakelijk: forensisch beschermd wonen in een passende voorziening, een passende dagbesteding/werk, ambulante behandeling bij een Forfact-team, financieel beheer/bewindvoering, (urine)controles op het gebruik van alcohol en/of drugs waarbij overtredingen niet direct gesanctioneerd worden, de mogelijkheid van time-out periodes in een kliniek met een passend beveiligingsniveau (vanaf 2) of opnames gericht op detoxificatie en het tijdelijk dragen van een enkelband of andere toezichtinterventies. Voor een klinisch traject zien rapporteurs na een jarenlang intramuraal PIJ-traject geen indicatie. De geschetste interventies opleggen in het kader van bijzondere voorwaarden volstaat niet, in het licht van de problematiek en het ingeschatte recidiverisico. Het overtreden van de voorwaarden betekent immers het einde van noodzakelijke interventies en daarmee loopt het risico op omdat verdachte dan met ‘lege handen’ staat. Derhalve is het advies om de interventies op te leggen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Dergelijke trajecten kennen een zeer grote zorgvuldigheid en kunnen lang genoeg duren.
Ter terechtzitting heeft GZ-psycholoog Jansen aangevuld dat hoewel een klinisch traject niet geadviseerd is, dit – met het oog op het na te noemen reclasseringsadvies – wellicht de enige mogelijkheid is voor verdachte om zich succesvol te conformeren aan de geadviseerde tbs-maatregel met voorwaarden.
Reclasseringsrapportage
In het reclasseringsadvies van 22 juni 2023 heeft de reclassering zich uitgelaten over de wenselijkheid van een tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering adviseert negatief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van tbs met voorwaarden. Zij ziet te weinig mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte is een man die ondanks soms goede wil zeer beperkt kan profiteren van de hulpverlening. Ook binnen detentie laat cliënt negatief gedrag zien (agressie, invoer van cocaïne en positieve urinecontroles). Een lange adem en een duidelijke structuur lijken noodzakelijk. De reclassering heeft getracht een woonplek voor verdachte te vinden. Vanwege het verleden ziet de reclassering een plaatsing in de regio Flevoland niet meer als optie. Voor een plaatsing in Amsterdam bij Stichting Exodus zal verdachte vanwege zijn verslaving niet in aanmerking komen. Vanwege het veelal hoge middelengebruik is ook een plaatsing bij het Leger des Heils geen optie.
Daarnaast acht de reclassering de haalbaarheid negatief. In het verleden is gebleken dat ook een PIJ-maatregel onvoldoende soelaas heeft geboden. Verdachte zal niet in staat zijn tot een ‘zerotolerance’-beleid ten aanzien van middelengebruik. Middelengebruik kan een luxerende werking hebben en leiden tot recidive. Tevens acht de reclassering de kans aanzienlijk dat verdachte zich onvoldoende zal kunnen houden aan de bijzondere voorwaarde van begeleid/beschermd wonen vanwege agressie-incidenten binnen zijn huidige detentie. De kans bestaat dan dat verdachte uit de huisvesting wordt gezet en op straat belandt. Een eventuele omzetting naar tbs met dwangverpleging zou voor verdachte wederom een negatieve ervaring worden. Indien de rechtbank contrair aan het advies van de reclassering toch tbs met voorwaarden oplegt, zijn andere voorwaarden geadviseerd dan de voorwaarden die door de PBC-rapporteurs zijn geformuleerd. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Ter terechtzitting hebben de reclasseringswerkers toegelicht dat verdachte op 27 juni 2023 een intakegesprek heeft gehad bij HVO Querido. Dit is positief verlopen en verdachte is op de wachtlijst geplaatst. Dit zal naar verwachting 9 tot 12 maanden duren. Indien er een overgangsperiode ontstaat tussen zijn detentie en het begeleid wonen, is het van belang dat verdachte eerst een aantal maanden (ongeveer 6) stabiliseert in een klinische setting. Hij kan dan werken aan agressieregulatie en gedragsverandering. Een klinische setting van 1,5 tot 2 jaar is te lang en ook de overgang naar begeleid wonen zou in dat geval moeizamer kunnen verlopen. Hoewel een klinisch traject niet is geïndiceerd door de rapporteurs van het PBC, acht de reclassering een dergelijk traject noodzakelijk voor recidivebeperking. Gezien de persoon van verdachte gunt de reclassering hem – ondanks contradictoire aspecten zoals de aanwezige gedragsproblematiek en historische risicofactoren – eerst een ander traject met een klinische opname dan het direct overgaan tot tbs met dwangverpleging. Zo kan worden gewerkt aan stabiliteit en vervolgens worden overgegaan op begeleid wonen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Het in zaak A onder 2 primair bewezen geachte feit is een misdrijf waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt. Verder kan de rechtbank zich met de conclusies van de deskundigen ter terechtzitting verenigen en is van oordeel dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, alsmede een stoornis in het middelengebruik, te weten cannabis, welke bestonden tijdens het begaan van de feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de feiten, het matige tot hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden vereisen. Gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van de psycholoog en de reclassering ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden mede vanuit het behandelperspectief voor verdachte het meest passend is. Vanwege de meervoudige problematiek en een hoog recidiverisico zijn interventies noodzakelijk. Een kader van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank daarvoor ontoereikend. Een klinische opname wordt door de Pro Justitia rapporteurs echter niet direct als aanwezen traject gezien, met name gelet op het feit dat verdachte ongeschikt is om een behandeling in groepsverband te ondergaan. Tegelijkertijd wordt door alle rapporteurs onderkend dat bij verdachte geen sprake is van verharding of escalatie in de ernst van de geweldsdelicten. Verdachte heeft behoefte aan een stabiele situatie met huisvesting en dagbesteding en specifieke hulp ten aanzien van zijn middelengebruik en financiële situatie.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de reclassering dat een klinische behandeling nodig is, zodat het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. Verdachte zal pas na de klinische opname uitstromen wanneer dit voldoende verantwoord wordt geacht. De rechtbank volgt de psychiater en psycholoog in hun advies dat een dergelijke behandeling, in ieder geval in eerste instantie, binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden goed kan worden vormgegeven. De rechtbank heeft daarnaast een bevel als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht overwogen. Zij is echter – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van een dusdanig acute beveiligingsnoodzaak dat de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging vereist is, temeer nu dit in geen van de rapportages en adviezen wordt aangegeven. De rechtbank ziet dan ook aanleiding in plaats van genoemd bevel na te noemen voorwaarden te stellen betreffende het gedrag van de ter beschikking te stellen verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank stelt de volgende voorwaarden:
- Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
- Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering en de reclassering beslist.
11. Veroordeelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start bij voorkeur aansluitend aan de detentieperiode. Derhalve dient veroordeelde mee te werken aan een overbruggingsplaatsing indien er in de geïndiceerde zorginstelling niet direct plek is. De opname duurt zolang de reclassering en de behandelaren dat nodig vinden.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
11. Veroordeelde laat zich behandelen door het Forensisch ACT van Inforsa of soortgelijke behandeling. De behandeling start aansluitend aan de klinische periode. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
11. Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
11. Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht en draaglast.
11. Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
11. Veroordeelde werkt mee aan bewindvoering.
11. Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd mee aan een schuldsaneringstraject.
11. Veroordeelde onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs en alcohol.
Onder begeleiding van een verslavingsarts door het FACT van Inforsa of soortgelijke zorgverlener, mag veroordeelde gedoogd cannabis gebruiken. Veroordeelde werkt mee aan urine- en ademanalysecontroles indien de toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht.
Ter terechtzitting is door GZ-psycholoog Jansen en de reclasseringswerkers toegelicht dat volledige abstinentie van softdrugs voor verdachte niet haalbaar is. Derhalve is in aanvulling op het eerder uitgebrachte reclasseringsadvies, geadviseerd een verbod op harddrugs en alcohol en daarnaast – onder controle – een gedoogbeleid ten aanzien van cannabis toe te passen.
Van noodzakelijkheid voor de oplegging van een contactverbod is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Zij zal een dergelijk verbod daarom niet als aanvullende voorwaarde stellen.
Ongemaximeerde duur
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot zware mishandeling. De maatregel kan daarom bij omzetting naar TBS met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde tbs-maatregel met voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank acht voorts het opleggen van een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht ––aangewezen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de TBS met voorwaarden onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico's noodzakelijk is. In de eerdergenoemde reclasseringsrapportage van 22 juni 2023 wordt oplegging van deze maatregel geadviseerd om verdachte na afloop van de TBS maatregel nog verder te kunnen behandelen/begeleiden in een dwangkader als zijn behandeling nog niet is afgerond, dan wel onvoldoende resultaten zijn behaald. De rechtbank kan zich verenigen met dit advies en neemt het over. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan.