ECLI:NL:RBAMS:2023:4340

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
AMS 23/3657 (vovo) en AMS 23/3869 (beroep)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een medische urgentieverklaring en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had op 3 april 2023 een aanvraag ingediend voor een (medische) urgentieverklaring, welke op 25 mei 2023 door verweerder was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op twee weigeringsgronden: de eiser was niet langer dan drie maanden uitgeschreven op zijn oude adres en hij had schulden zonder dat er een schuldsaneringstraject was gestart. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij in een noodsituatie verkeerde en dakloos was geworden door omstandigheden buiten zijn schuld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser al eerder een medische urgentie was verleend en dat hij zijn woning buiten zijn schuld was kwijtgeraakt. De rechter oordeelde dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen op basis van de algemene weigeringsgronden, aangezien de medische situatie van eiser en de omstandigheden waaronder hij zijn woning had verloren, niet in aanmerking waren genomen. De voorzieningenrechter heeft daarom het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen een week een urgentieverklaring aan eiser te verlenen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiser.

De uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van medische urgentie en de hardheidsclausule in situaties waarin de aanvrager in een schrijnende situatie verkeert. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de weigering van de urgentieverklaring leidt tot een onredelijke en schrijnende situatie voor eiser, die al zijn mogelijkheden heeft benut om zijn situatie te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/3657 (vovo) en AMS 23/3869 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] uit Amsterdam, verzoeker/eiser (hierna eiser)

(gemachtigde: mr. K.J.T.M. Hehenkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Guminska).

Inleiding

1.1.
Bij besluit [1] van 25 mei 2023 heeft verweerder eisers aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen.
1.2.
Eiser heeft hiertegen op 21 juni 2023 bezwaar gemaakt. Hij heeft daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat voornoemd besluit wordt geschorst.
1.3.
Op 28 juni 2023 is verweerder naar aanleiding van eisers bezwaar bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
Op 29 juni 2023 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld zodat het verzoek om een voorlopige voorziening gelijk wordt gesteld met een verzoek dat is gedaan hangende het beroep [2] .
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.
1.6.
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar, maar ook op het beroep.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Eiser heeft op 3 april 2023 een aanvraag gedaan voor een (medische) urgentieverklaring. In het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft verweerder overwogen dat de aanvraag wordt afgewezen omdat sprake is van twee weigeringsgronden. Eiser voldoet niet aan de eis dat hij ten minste drie maanden niet meer staat ingeschreven op het oude adres. Daarnaast is er bij eiser sprake van schulden en is niet gebleken dat is gestart met een schuldsaneringstraject. Verweerder baseert zich daarbij op artikel 2.10.5, eerste lid aanhef en onder h van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (de Hvv) en paragraaf 4 en paragraaf 14 onder g van de Nadere regels van de Hvv. Gelet op deze weigeringsgronden komt verweerder niet toe aan een medische beoordeling. Er is volgens verweerder geen sprake van bijzondere hardheid.
3. Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat de twee voornoemde weigeringsgronden hem niet kunnen worden tegengeworpen. Eiser beschikte immers al over een medische urgentie en de medische omstandigheden zouden bij zijn aanvraag juist voorop moeten staan. Eiser heeft ook om een voorlopige voorziening verzocht omdat hij in een noodsituatie verkeert. Hij is buiten zijn schuld om dakloos geworden, terwijl hij kampt met medische problemen en lichamelijke beperkingen als gevolg van niet aangeboren hersenletsel.
4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op 23 december 2016 al aan eiser een medische urgentie is verleend. Daarmee heeft eiser (na een woningruil) als hoofdhuurder een woning verkregen aan [adres] te Amsterdam. Eiser heeft hier gewoond met zijn ex-partner en dochtertje, totdat hij na een relatiebreuk op last van een vonnis van de kantonrechter [3] in maart 2023 de woning heeft moeten verlaten. De kantonrechter heeft de vordering van eiser om de uitvoerbaarheid van dit vonnis op te schorten afgewezen. [4] Eiser heeft momenteel geen vaste woon- of verblijfplaats. Verweerder heeft eiser om die reden ook uitgeschreven uit de Basisregistratie personen.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in dit geval de aanvraag niet heeft kunnen weigeren op grond van de algemene weigeringsgronden in artikel 2.10.5 van de Hvv. Eiser beschikte immers al over een medische urgentie vanwege een niet aangeboren hersenafwijking met als gevolg mobiliteitsbeperkingen, verlammingsverschijnselen en epilepsie. Verweerder is, nadat eiser daartoe een aanvraag heeft ingediend, opnieuw tot een beoordeling overgegaan aan de hand van de regelgeving zoals die thans geldt, en heeft hem een aantal weigeringsgronden tegengeworpen zonder acht te slaan op eisers medische situatie, de omstandigheden waaronder hem eerder een medische urgentie is verleend en de reden dat hij nu deze woning is kwijtgeraakt. De voorzieningenrechter vindt dit onterecht. Uit het dossier valt immers op te maken dat eiser zijn met een urgentie verkregen woning volledig buiten eigen toedoen is kwijtgeraakt. Eiser heeft in juridisch opzicht alles geprobeerd om dit te voorkomen. Onder die omstandigheden had verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter de aanvraag niet opnieuw moeten beoordelen maar eiser een urgentieverklaring dienen te verlenen op grond van de hardheidsclausule. [5] De weigering daarvan leidt namelijk naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot een schrijnende situatie en er is sprake van een omstandigheden die bij het vaststellen van de Hvv niet waren voorzien en die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zijn. De door verweerder op zitting genoemde voorwaarden uit de Nadere regels ten aanzien van medische urgenties [6] acht de rechtbank, gelet op het feit dat eiser al beschikte over een medische urgentie en zijn woning buiten zijn toedoen is kwijtgeraakt, hier niet van toepassing.
5. Nu er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen twijfel is over de uitkomst van de zaak, zal de voorzieningenrechter, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb, zelf in de zaak voorzien door verweerder op te dragen om binnen een week na deze uitspraak een urgentieverklaring aan eiser te verstrekken, onder de daartoe gebruikelijk te stellen voorwaarden.
6. Aangezien het beroep gegrond is en de voorzieningenrechter op voornoemde wijze zelf in de zaak voorziet, bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en zal dat verzoek worden afgewezen.
7. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.511,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt verweerder op om eiser binnen een week na deze uitspraak een (medische) urgentieverklaring te verlenen onder de daartoe gebruikelijke voorwaarden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 368,- aan verzoekster te vergoeden.
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.511,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Het primaire besluit.
2.Zoals bedoeld in artikel 8:81, vijfde lid, Algemene wet bestuursrecht.
3.Vonnis van 7 februari 2023, met zaaknummer 10104489 CV EXPL 22-12070.
4.Proces-verbaal van mondeling vonnis van 7 maart 2023, met zaaknummer: 10331607 KK EXPL 23-89.
5.Op grond van artikel 2.10.11 van de Hvv en paragraaf 24 van de Nadere regels Hvv.
6.Toelichting op de hardheidsclausule bij medische problematiek in de Nadere regels van de HVV.