ECLI:NL:RBAMS:2023:4334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
13/121895-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Tsjechië

Op 6 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Plzeň, Tsjechië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Slowakije, die gedetineerd is in Nederland. De officier van justitie heeft op 24 mei 2023 verzocht om de behandeling van het EAB. Tijdens de zitting op 6 juli 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. B. Ivanov - Petkova, en een tolk in de Slowaakse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd, rekening houdend met de zwangerschap van de opgeëiste persoon, die zo snel mogelijk naar Tsjechië wil worden overgeleverd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van haar recht om ter zitting aanwezig te zijn, wat de rechtbank in haar overwegingen heeft meegenomen. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn mensenhandel en illegale handel in verdovende middelen, waarvoor in Tsjechië een vrijheidsstraf van zeven jaren is opgelegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de zitting die leidde tot het vonnis in eerste aanleg, maar wel op de hoogte was van de mogelijkheid van een beslissing in haar afwezigheid.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Tsjechië toe te staan, en deze uitspraak is gedaan door de rechters in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/121895-23
Datum uitspraak: 6 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 24 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2023 door
the Regional Court in Plzeň(Tsjechië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Slowakije) op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 juli 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. B. Ivanov - Petkova, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Slowaakse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon in verband met haar zwangerschap zo snel mogelijk overgeleverd wenst te worden aan Tsjechië.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement of the Regional Court in Plzeň(Tsjechië) van 9 februari 2021, referentienummer: No. 4 T 5/2019-1447, dat onherroepelijk is geworden op 15 juli 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de gehele straf nog te ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
4.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Het EAB vermeldt in onderdeel D: “
the convicted person filed an appeal against it. In the public hearing to which the convicted person was properly summoned, the High Court in Prague decided by means of resolution ref. No. 2 To 39/2021-1258, of 15 July 2021, and rejected the appeal as unsubstantiated.” De aanvullende informatie van 21 juni 2023 houdt onder meer het volgende in: “This court does not consider the resolution of the High Court in Prague of 15 July 2021, file No. 2 To 39/2021- 1258, to be the decision by which it was decided on guilt and punishment with respect to the above named convicted person. The reason is that by the resolution concerned, the convicted person´s appeal against the decision of the Regional Court in Plzeň of 9 February 2021, file No. 4 T 5/2019-1147, was dismissed only which means that this judgement became final and conclusive. The decision on guilt and punishment with respect to the above named convicted person was made just by this judgement”. De rechtbank leidt hieruit af dat er bij de procedure in hoger beroep geen sprake was van een inhoudelijke behandeling. In deze zaak moet daarom alleen het vonnis in eerste aanleg van 9 februari 2021 worden getoetst aan artikel 12 OLW.
Ten aanzien van het proces in eerste aanleg stelt de rechtbank vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich een omstandigheid als in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon is namelijk op 12 oktober 2020 in persoon gedagvaard voor de zitting op 9 februari 2021 die tot het vonnis heeft geleid en zij is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer zij niet zou verschijnen. Daarnaast volgt uit het dossier dat de opgeëiste persoon op 5 februari 2021 een brief heeft verstuurd naar de rechtbank waar haar zaak zou dienen, waarin staat dat zij expliciet afstand doet van haar recht ter terechtzitting aanwezig te zijn in verband met haar zwangerschap en persoonlijke omstandigheden. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 3 en 5, te weten:
mensenhandel;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Plzeň(Tsjechië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters en D.F.A. Reuvekamp, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (