8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft ’s nachts op straat een woordenwisseling gekregen met een onbekend stel en heeft hen met gebalde vuisten op hun hoofd en tegen het gezicht geslagen. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft daarbij een gebroken neus opgelopen, bloeduitstortingen en een paars, dik oog. Ze kon een week niet werken en zag er gehavend uit op haar 50e verjaardag en de diploma-uitreiking van haar dochter. Ook kon ze door neusklachten in de zomer niet snorkelen wat zij graag doet. Dat zijn nare gevolgen voor het slachtoffer en haar omgeving. Verder veroorzaakt dit soort geweld ook gevoelens van onveiligheid bij anderen in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Inforsa van 13 juni 2023, opgemaakt door, M. Wegbrans, reclasseringswerker. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Er is sprake van (complexe) psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek, hetgeen
gerelateerd is aan het delictgedrag van verdachte. Verdachte behoeft intensieve behandeling en begeleiding. Sinds verdachtes jeugd is veel hulpverlening ingezet in zowel vrijwillig als drangkader, maar zonder gewenst resultaat. Van een dwangkader is niet eerder sprake geweest. Verdachte is inmiddels, deels door detentie, gestopt met het gebruik van cannabis en excessief alcoholgebruik. Vanuit de gemeente Uithoorn krijgt verdachte inmiddels intensieve begeleiding van een Buddy-coach van Samen Sterk. Hij gaat tevens als ervaringsdeskundige te werk. Mede dankzij het abstinent blijven van middelen en door de intensieve begeleiding, lijkt de uitingsvorm van zijn persoonlijkheidsproblematiek in de afgelopen maanden beduidend milder te zijn geworden. Verdachte toont de afgelopen periode enig, maar nog steeds minimaal, inzicht in welk effect zijn handelen heeft op anderen. Behandeling, begeleiding en ondersteuning bestaand uit het stabiliseren en verbeteren van de leefdomeinen, behandelen van verslavingsproblemen en zorgen voor een gezonde coping mechanisme van verdachte is geïndiceerd. Als verdachte onbehandeld blijft, is de kans op herhaling aanwezig. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door Amsta Just (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), drugsverbod, dagbesteding, meewerken met Samen Sterk, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. Daarbij wordt geadviseerd het toezicht dadelijk uitvoerbaar op te leggen. De reclassering ziet geen bezwaar tegen het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 3 april 2023, opgesteld door J. van der Meer, psychiater, en van de Pro Justitia rapportage van 3 april 2023, opgesteld door J. Yntema, GZ-psycholoog. Beide deskundigen hebben (geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarde ambulante behandeling door een instantie als Phase01.
Ter terechtzitting is M. Wegbrans, reclasseringswerker, gehoord. Hij heeft het advies uit het reclasseringsrapport toegelicht en bevestigd. Ter terechtzitting zijn ook deskundigen J. van der Meer, psychiater, en J. Yntema, GZ-psycholoog, gehoord. Het advies voor behandeling door Phase01 was mede ingegeven omdat de reclassering door de houding van verdachte op dat moment geen mogelijkheden zag hem te begeleiden. Dat is inmiddels veranderd. De psycholoog en psychiater hebben verklaard dat behandeling door Amsta Just passender is dan behandeling door Phase01, omdat Phase01 niet gespecialiseerd is in forensische zorg. Zij zijn het dan ook eens met het advies van de reclassering.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij mee wil werken aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De op te leggen straf
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf met een voorwaardelijk strafdeel van aanzienlijke duur. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. Het is van belang dat verdachte een passende behandeling ondergaat om de kans op recidive te verminderen. Omdat de behandeling en begeleiding mogelijk langer nodig is dan twee jaar, is een proeftijd van drie jaren geboden. Het voorwaardelijke deel strekt er verder toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles overwegend zal verdachte worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Gelet op de problematiek van verdachte in samenhang met de bewezenverklaarde feiten moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (GVM) niet opleggen. Bij een veroordeling voor mishandeling uit artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht wordt immers niet aan de wettelijke vereisten uit artikel 38z, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht voldaan.