7.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en schennis van de eerbaarheid. Diefstal is een hinderlijk feit, waarvan winkeliers veel (financiële) overlast ervaren. Het in het openbaar tonen van het geslachtsdeel is in strijd met de publieke moraal; dit zal door omstanders, net als door verbalisanten, als aanstootgevend zijn ervaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Jeugdbescherming & Reclassering Leger des Heils van 7 november 2022, opgemaakt door de heer [naam] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De heer [verdachte] staat in Nederland bekend als stelselmatige dader en komt in aanmerking voor de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Uit het onderzoek van de reclassering blijkt dat bijna alle leefgebieden criminogeen zijn: huisvesting, dagbesteding, financiën, middelengebruik, psychosociaal functioneren, pro-criminele houding en verblijf in Nederland. De heer [verdachte] is Pools staatsburger en heeft in Nederland niet op een adres ingeschreven gestaan. Hij is sinds april 2022 meer dan twintig keer met justitie in aanraking gekomen en zit af en aan in detentie. De heer [verdachte] heeft aangeven de dag voor het delict in de zaak met parketnummer 13/248012-22 vrij te zijn gekomen uit de gevangenis en daardoor geen huisvesting, werk en inkomen, legitimatie en rijbewijs te hebben. Hij heeft verklaard het delict niet wegens die problemen te hebben gepleegd, maar omdat hij dronken was. De heer [verdachte] heeft verteld sinds zijn kindertijd alcoholproblemen te hebben, waarvoor hij in het verleden meermalen is behandeld. Een behandeling in een ambulant kader in Nederland lijkt niet haalbaar, doordat betrokkene grote praktische problemen heeft, hij geen Nederlands spreekt en hij niet verzekerd is. Doordat de heer [verdachte] nooit in Nederland ingeschreven heeft gestaan, heeft hij waarschijnlijk geen rechten op sociale voorzieningen opgebouwd. Essentiële zaken zoals een identiteitsbewijs, een postadres, een verzekering en een plek om te overnachten zal hij zelf moeten regelen. De reclassering acht door dit alles hulpverlening in een (ambulant) voorwaardelijk kader niet haalbaar.
De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Gelet op eerdere veroordelingen voor geweld (met name jegens gezagsdragers) en de alcoholproblematiek wordt het risico op letselschade als gemiddeld ingeschat. De reclassering acht het risico op onttrekking hoog.
Gezien de grote praktische problemen van de heer [verdachte] , zijn jarenlange alcoholproblematiek en zijn onvermogen om zelf een positieve wending aan zijn leven te geven, ziet de reclassering geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico’s in Nederland te beperken. De reclassering adviseert om bij bewezenverklaring aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De heer [verdachte] zal waarschijnlijk geplaatst worden in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) en Vreemdeling In Strafrecht (VRIS), (ISD-VRIS). Binnen de ISD-VRIS inrichting kan de heer [verdachte] , indien hij hiervoor gemotiveerd is, deelnemen aan interventies gericht op het aanleren van vaardigheden om zich in het land van herkomst beter staande te kunnen houden. Daarnaast biedt de ISD-VRIS afdeling hulp en behandeling op het gebied van verslaving en psychische problematiek. Voor zijn terugkeer naar het land van herkomst kan er, indien dat geïndiceerd en mogelijk is en indien betrokkene hiervoor gemotiveerd is, tijdens de ISD-VRIS gezocht worden naar opvang in het land van herkomst al dan niet in een sociale of medische setting.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting [naam] als deskundige gehoord. De deskundige heeft ter terechtzitting de conclusies uit het voorgenoemde rapport bevestigd.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie uit het voornoemde rapport en neemt het advies
over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit in zaak A aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 16 december 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 28 september 2022 – in dit geval binnen een halfjaar tijd – ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit in zaak A is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad blijkt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Het opleggen van de ISD-maatregel is noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive. Verdachte bevindt zich in Nederland, onder andere vanwege het ontbreken van aanspraak op sociale voorzieningen en zijn alcoholgebruik, in een situatie waarin de kans op recidive groot blijft. Gelet op de overlast en schade die herhaaldelijk door verdachte wordt veroorzaakt, dient het belang van de samenleving nu voorop te staan.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat oplegging van de ISD-maatregel niet noodzakelijk is omdat verdachte op eigen initiatief naar Frankrijk wil vertrekken. De Nederlandse staat is ook verplicht om andere Europese lidstaten te beschermen tegen het overlastgevende gedrag van verdachte. Die bescherming kan geboden worden door de ISD-maatregel. De rechtbank ziet hierin dan ook geen reden om deze maatregel niet, dan wel voorwaardelijk, op te leggen. Met een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel kan een start worden gemaakt met de behandeling van zijn (alcohol) problematiek. Ook kan verdachte (op eigen initiatief) met stichtingen samenwerken aan een vertrekplan.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet in het feit dat verdachte ten aanzien van het feit in zaak A de ISD-maatregel wordt opgelegd, aanleiding om verdachte ten aanzien van het feit in zaak B geen straf of maatregel op te leggen.