ECLI:NL:RBAMS:2023:4290

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
8 juli 2023
Zaaknummer
23/3985
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het kader van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een Woo-verzoek heeft ingediend, afgewezen. Verzoeker had op 24 mei 2023 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot afspraken over een bijeenkomst in maart 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder, had op 27 juni 2023 een besluit genomen waarin werd gesteld dat het verzoek een herhaald verzoek was, zonder nieuwe feiten of omstandigheden die een ander besluit rechtvaardigden.

De voorzieningenrechter overweegt dat een verzoek om voorlopige voorziening voor openbaarmaking van documenten niet snel wordt toegewezen, gezien het onomkeerbare karakter van openbaarmaking en de mogelijke gevolgen voor de bodemprocedure. Verzoeker heeft niet aangetoond dat er een spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt. De zorgen van verzoeker over een voorgeleiding zijn niet voldoende om aan te tonen dat er een spoedeisend belang is, aangezien de gevraagde documenten niet direct verband houden met de voorgeleiding.

Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond af. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3985

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juli 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Huizen , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
2. Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, indien tegen het besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder behandeling op zitting uitspraak doen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Verzoeker heeft op 24 mei 2023 in het kader van de Wet open overheid (Woo) een verzoek ingediend bij verweerder. Dit verzoek ziet op de voorafgaand gemaakte afspraken vanuit het [naam organisatie] over het betreden van de ‘ [naam bijeenkomst] ’ op [medio] maart 2021 . Verzoeker heeft daarbij in het bijzonder verzocht om openbaarmaking van vier documenten.
5. Op 27 juni 2023 heeft verweerder een besluit op het Woo-verzoek bekend gemaakt. Volgens verweerder betreft het verzoek een herhaald verzoek als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Verzoeker heeft op 19 september 2021 namelijk al eerder een identiek verzoek ingediend. Verweerder heeft op dit verzoek beslist. Verzoeker heeft volgens verweerder geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht waardoor tot een ander besluit zou moeten komen.
6. Verzoeker heeft tegen het besluit van 27 juni 2023 bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een verzoek om een voorlopige voorziening waarin wordt gevraagd om openbaarmaking van de gevraagde stukken komt niet snel voor toewijzing in aanmerking, omdat een dergelijke voorziening een onomkeerbaar karakter heeft. Als stukken eenmaal openbaar zijn, zijn zij openbaar. Ook maakt een dergelijke voorziening een beslissing op het bodemgeding zinloos. Daarom is voor toewijzing van een dergelijk verzoek in beginsel alleen plaats als ernstig moet worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het besluit én er een zeer zwaarwegend spoedeisend belang is dat het treffen van een dergelijke voorziening noodzakelijk maakt.
8. Niet is gebleken dat verzoeker de behandeling van het bezwaar niet kan afwachten. Verzoeker heeft medegedeeld dat de spoedeisendheid zit in verband met een voorgeleiding. De voorzieningsrechter begrijpt dat verzoeker zich hierover zorgen maakt. Dit maakt echter niet dat verzoeker een spoedeisend belang heeft. Verzoeker heeft namelijk gevraagd om documenten in het kader van de Woo. Hij heeft niet aangetoond dat deze documenten een direct verband hebben en daarmee noodzakelijk zijn bij een eventuele voorgeleiding. Er is dus geen sprake van een dusdanig spoedeisend persoonlijk belang dat niet gewacht kan worden op een uitspraak in de bodemzaak.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond af.
10. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.