ECLI:NL:RBAMS:2023:4282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AMS 23/3250
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang aan zwangere vrouw met zorgen over zelfredzaamheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een zwangere vrouw, verzoekster, die dakloos is geraakt na een relatiebreuk met huiselijk geweld en drugsmisbruik. Verzoekster had op 5 juni 2023 een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang voor gezinnen, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 30 juni 2023 werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat verzoekster in een kwetsbare situatie verkeert en er zorgen zijn over haar zelfredzaamheid en de gezondheid van haar ongeboren kind.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster door de GGD als zelfredzaam is beoordeeld, maar dat er wel zorgadvies is gegeven voor ondersteuning op verschillende levensgebieden. Tijdens de zitting zijn er brieven overgelegd van hulpverleners die de stressvolle situatie van verzoekster beschrijven en het belang van een stabiele woonsituatie benadrukken. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang niet voldoende rekening houdt met de kwetsbaarheid van verzoekster en de zorgen van hulpverleners.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten dat verzoekster per direct moet worden opgevangen in de noodopvang, met een voorlopige voorziening die geldt tot zes weken na de beslissing op bezwaar, of tot zes maanden na de bevalling van verzoekster. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3250

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] uit Amsterdam , verzoekster

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 5 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor maatschappelijke opvang voor gezinnen afgewezen.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen op 22 juni 2023 bezwaar gemaakt. Zij had al eerder, op 14 juni 2023 , verzocht om een voorlopige voorziening vanwege het uitblijven van een beslissing van verweerder. Verzoekster verzoekt thans om een voorziening te treffen die ertoe strekt dat verzoekster opvang krijgt tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
1.3.
De rechtbank heeft het verzoek op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. Namens verzoekster was ook aanwezig [naam 1] , cliëntondersteuner bij de [naam daklozenkantoor] .

Het besluit

2.1.
Verzoekster heeft een aanvraag gedaan voor maatschappelijke opvang voor gezinnen. Op 1 juni 2023 heeft de GGD per mail aan de maatschappelijk werker van verzoekster laten weten dat dit verzoek zal worden afgewezen. Het zorgadvies luidt:
- continueren van ondersteuning op gebied geestelijke gezondheid;
- continueren van ondersteuning op gebied van moederschap;
- ondersteuning bij praktische zaken indien gewenst sociaal netwerk versterken/uitbreiden;
- reageren binnen en buiten Amsterdam op woningen.
2.2.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de aanvraag voor maatschappelijke opvang voor gezinnen afgewezen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat verzoekster voldoende zelfredzaam is op meerdere door het college bepaalde leefgebieden. Zij komt om die reden niet in aanmerking voor maatschappelijke opvang.

Standpunt verzoekster

3.1.
In bezwaar heeft verzoekster aangevoerd dat zij op meerdere levensgebieden niet zelfredzaam is. Zij is bovendien zeer kwetsbaar, omdat zij zwanger is. Verzoekster is dakloos geraakt na verbreking van de relatie met haar ex-partner, waarin sprake was van huiselijk geweld en drugsmisbruik.
3.2.
Verzoekster heeft om deze redenen een voorlopige voorziening gevraagd. De beslissing op bezwaar kan niet worden afgewacht vanwege het risico op teloorgang en de gezondheid van haar en haar ongeboren kindje.

Beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter dient in een voorlopige voorziening procedure na te gaan of een spoedmaatregel (een voorlopige voorziening) moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. Zij let daarbij op de belangen van partijen. De voorzieningenrechter maakt dus een afweging tussen aan de ene kant het belang van verzoekster dat zij in de maatschappelijk opvang, althans in de noodopvang kan worden opgenomen en aan de andere het belang van verweerder . Er is in de regel geen reden een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het besluit rechtmatig acht. Het oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster door de screener MO gezinnen zelfredzaam is bevonden, maar dat er wel zorgadvies is in de vorm van continuering van de ondersteuning op het gebied van geestelijke gezondheid, moederschap, bij praktische zaken, versterking sociaal netwerk en het reageren op woningen.
4.3.
Door de gemachtigde van verzoekster zijn voor de zitting brieven overgelegd van o.a. de verloskundige van het OLVG, psychologen, maatschappelijk werkers, het buurtteam en de huisarts. Zij beschrijven allen de stressvolle situatie waarin verzoekster verkeert, de gevolgen die dit op de zwangerschap kan hebben en noemen het grote belang van een stabiele woonsituatie voor verzoekster. Verzoekster heeft als gevolg van de situatie waarin zij na het verbreken van de relatie met een agressieve partner bevindt last van paniekaanvallen, hartkloppingen, piekerklachten, spanningen en zij voelt zich somber. Daarnaast is sprake van zwangerschapsgerelateerde klachten. Door het OLVG wordt aangegeven dat de urgentie voor maatschappelijk opvang zeer hoog is. Bij het Buurtteam bestaan zorgen over de psychische gesteldheid van verzoekster en de effecten op het ongeboren kind.
4.4.
Ter zitting heeft de cliëntondersteuner van verzoekster de hiervoor genoemde zorgen over verzoekster onderschreven. Zij is van mening dat er bij verzoekster wel degelijk sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden. Verzoekster kan nu nergens terecht. Indien verzoekster tot de maatschappelijke opvang zou worden toegelaten, zijn er wel mogelijkheden voor haar. De weigering verzoekster toe te laten tot de maatschappelijke opvang omdat zij zelfredzaam wordt gevonden, heeft dus grote gevolgen, terwijl die geschikte opvang er wel is en voor haar ook passend is, bijvoorbeeld bij de organisatie [naam 2] .
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat al deze aspecten onvoldoende weerslag hebben gekregen in de besluitvorming tot nu toe. Onder die omstandigheden lijkt het bezwaar een redelijke kans van slagen te hebben. Daarom zal de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen die inhoudt dat verweerder ervoor zorgt dat verzoekster per direct wordt opgevangen in de noodopvang. Verweerder heeft ook voor de zitting per mail te kennen gegeven in deze zaak te willen schikken en dat verzoekster zich kan melden bij de noodopvang. Deze voorlopige voorziening geldt tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Vanwege de zwangerschap en aanstaande bevalling van verzoekster zal deze voorlopige voorziening in elk geval doorlopen tot zes maanden na de bevalling of zoveel korter als verzoekster eerder elders opvang heeft verkregen of gevonden.
4.6.
Daarnaast deelt de voorzieningenrechter de zorgen die door de hulpverleners over verzoekster zijn geuit. Op de zitting kwam verzoekster op de voorzieningenrechter over als een kwetsbare vrouw die zich als gevolg van de situatie waarin zij is beland geen raad weet en daardoor emotioneel instabiel is. De voorzieningenrechter maakt zich zorgen over het feit dat verzoekster tussen de wal en het schip terecht komt vanwege de constatering als zelfredzaam, terwijl er tal van problemen spelen en er kennelijk wel plekken zijn voor kwetsbare, zwangere vrouwen zoals verzoekster. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder in het kader van het verzoek om maatschappelijke opvang moet uitkijken naar een maatwerkoplossing voor verzoekster, al dan niet binnen het kader van de maatschappelijke opvang, omdat dit hoe dan ook valt onder de verplichtingen van een gemeente die voortvloeien uit de Wmo.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat verzoekster per heden wordt toegelaten tot noodopvang tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Vanwege de zwangerschap en aanstaande bevalling van verzoekster zal deze voorlopige voorziening in elk geval doorlopen tot zes maanden na de bevalling of zoveel korter als verzoekster eerder elders opvang heeft verkregen of gevonden.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2023 .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.