In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een eetcafé in Amsterdam. De burgemeester van Amsterdam had op 11 mei 2023 de aanvraag voor verlenging van de exploitatievergunning voor het eetcafé geweigerd, omdat het woon- en leefklimaat in de omgeving nadelig zou worden beïnvloed en er ernstig gevaar zou bestaan dat de vergunning zou worden gebruikt voor strafbare feiten. De verzoekster, eigenaresse van het eetcafé, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening zodat zij het eetcafé kan blijven exploiteren tot de beslissing op bezwaar is genomen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat er geen onomkeerbare situatie zou ontstaan bij afwijzing van het verzoek. De rechter heeft overwogen dat de burgemeester op basis van verschillende rapporten, waaronder een proces-verbaal van de politie en constateringsrapporten van de ondermijningsbrigade, terecht heeft geconcludeerd dat de exploitatie van het eetcafé een negatieve invloed heeft op de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van de burgemeester bij onmiddellijke uitvoering van het besluit zwaarder weegt dan het belang van de verzoekster om de exploitatie van het eetcafé voort te zetten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.