ECLI:NL:RBAMS:2023:4280

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AMS 23/2830
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor verlenging van de exploitatievergunning van een alcoholverstrekkend bedrijf in Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een eetcafé in Amsterdam. De burgemeester van Amsterdam had op 11 mei 2023 de aanvraag voor verlenging van de exploitatievergunning voor het eetcafé geweigerd, omdat het woon- en leefklimaat in de omgeving nadelig zou worden beïnvloed en er ernstig gevaar zou bestaan dat de vergunning zou worden gebruikt voor strafbare feiten. De verzoekster, eigenaresse van het eetcafé, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening zodat zij het eetcafé kan blijven exploiteren tot de beslissing op bezwaar is genomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat er geen onomkeerbare situatie zou ontstaan bij afwijzing van het verzoek. De rechter heeft overwogen dat de burgemeester op basis van verschillende rapporten, waaronder een proces-verbaal van de politie en constateringsrapporten van de ondermijningsbrigade, terecht heeft geconcludeerd dat de exploitatie van het eetcafé een negatieve invloed heeft op de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van de burgemeester bij onmiddellijke uitvoering van het besluit zwaarder weegt dan het belang van de verzoekster om de exploitatie van het eetcafé voort te zetten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2830

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juni 2023 in de zaak tussen

[eetcafé] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. G.L.M. Teeuwen),
en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [namen gemachtigden] ).

Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 11 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag voor verlenging van de exploitatievergunning voor het alcoholverstrekkend bedrijf [eetcafé] aan het [adres] te Amsterdam geweigerd.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat zij [eetcafé] als alcoholverstrekkend horecabedrijf mag blijven exploiteren tot in ieder geval zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar.
1.3.
De rechtbank heeft het verzoek op 12 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , namens verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
[naam] is op 9 mei 2018 gestart als eigenaresse van [eetcafé] . Op
16 maart 2022 heeft zij een aanvraag ingediend om de exploitatievergunning voor een
alcoholverstrekkende dagzaak te verlengen.
2.2.
Verweerder heeft onderzoek laten doen naar [eetcafé] . Naar aanleiding daarvan heeft verweerder met het bestreden besluit de aangevraagde verlenging van de exploitatievergunning geweigerd op grond van artikel 3:11, tweede en derde lid, van de APV [1] en artikel 3, eerste lid, onder b van de Wet Bibob [2] . Daarbij is overwogen dat verzoekster nalatig is geweest in het treffen van voorzorgsmaatregelen in de bedrijfsvoering. Er is geen sprake van een incident, maar van een groot aantal voorvallen sinds de opening van de zaak, waarbij de politie is betrokken. Verweerder meent dat de bedrijfsvoering in de toekomst niet zal verbeteren. De woon- en leefsituatie wordt nadelig beïnvloed door de aanwezigheid van het bedrijf en er is sprake van een ernstige aantasting van de openbare orde en veiligheid in en rondom de zaak. Er is een gebrek aan vertrouwen in de bedrijfsvoering van [eetcafé] . Voorkomen dient te worden dat de zaak in de toekomst een rol kan blijven spelen bij activiteiten die de openbare orde aantasten. Er bestaat een ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden om strafbare feiten te plegen. De bedrijfsvoering is niet transparant en [eetcafé] wordt niet volgens de regels geëxploiteerd. [eetcafé] zal moeten sluiten twee weken na de datum van het bestreden besluit.
2.3.
Verweerder heeft aan [eetcafé] kenbaar gemaakt dat zij open mag blijven tot op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.

Standpunt verzoekster

3. Verzoekster heeft om een voorlopige voorziening verzocht omdat het bestreden besluit de continuïteit van [eetcafé] in gevaar brengt. De sluiting zal grote financiële gevolgen hebben. Er hebben zich al geruime tijd geen incidenten meer voorgedaan omdat de politie nu adequaat optreedt. Verzoekster heeft zelf concrete veranderingen doorgevoerd in het [eetcafé] om haar klantenkring aan te passen en wil in heroverweging alsnog de kans krijgen haar bedrijf voort te zetten, eventueel onder voorwaarden.

Beoordeling

4.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.2.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoekster dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Als algemeen uitgangspunt geldt dat er geen reden bestaat een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het weigeringsbesluit rechtmatig acht.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van artikel 3:11, tweede en derde lid, van de APV een vergunning kan worden geweigerd als het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen, de aard van het horecabedrijf, de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat, de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende. Uit artikel 3, eerste lid, onder b van de Wet Bibob volgt voorts dat verweerder een vergunning kan weigeren indien ernstig gevaar bestaat dat deze mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen.
4.4.
Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een proces-verbaal van bevindingen van de politie [3] , een constateringsrapport van de ondermijningsbrigade van verweerder [4] en een tweetal boeterapporten van de Arbeidsinspectie [5] . Hieruit kan worden afgeleid dat de politie de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag veelvuldig is ingezet vanwege (gewelds-) incidenten bij en/of in [eetcafé] . Er zijn daarnaast meerdere misstanden aangetroffen waarbij de Wet Arbeid Vreemdelingen en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag zijn overtreden. Ook heeft de NVWA [6] overtredingen geconstateerd met betrekking tot hygiëne en veiligheid. Bovendien zijn er aanwijzingen in de financiële administratie waaruit is op te maken dat niet alle omzet over de jaren 2019, 2020 en 2021 is verantwoord.
4.5.
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat verweerder op grond van voornoemde stukken heeft kunnen concluderen dat door het verlengen van de exploitatievergunning van verzoekster het woon- en leefklimaat in de omgeving van [eetcafé] en de openbare orde en de veiligheid nadelig worden beïnvloed. Ook heeft verweerder kunnen stellen dat ernstig gevaar bestaat dat de exploitatievergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Het bestreden besluit houdt naar verwachting van de voorzieningenrechter stand in de bezwaarfase.
4.6.
Verweerder heeft gelet op het voorgaande een belang bij onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter begrijpt dat daartegenover staat dat verzoekster een groot belang heeft om de gevraagde vergunning te krijgen, zodat uit de exploitatie van [eetcafé] inkomsten kunnen worden verworven. Bij de huidige stand van zaken weegt het algemene belang dat verweerder dient echter zwaarder. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat verzoekster niet met stukken heeft onderbouwd dat het financiële belang dat zij heeft bij het verlenen van de vergunning zodanig groot is dat zij bij weigering van de vergunning binnen korte tijd in grote problemen komt. Van een onomkeerbare situatie is dan ook niet gebleken.
5. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Voor een vergoeding van het griffierecht dan wel voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam.
2.Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3.Opgemaakt op 26 juli 2022.
4.Opgemaakt op 24 juni 2022.
5.Opgemaakt op 12 december 2022.
6.Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.