ECLI:NL:RBAMS:2023:4274
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing kinderbijslag aanvraag op basis van co-ouderschap en onderhoudsbijdrage
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om kinderbijslag voor het vierde kwartaal van 2021. Eiser, gescheiden van zijn ex-partner, heeft kinderbijslag aangevraagd voor hun zoon, geboren in 2014. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld waarin de zoon 40% van de tijd bij eiser verblijft en 60% bij de ex-partner. De Sociale Verzekeringsbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van co-ouderschap, aangezien de zoon zijn hoofdverblijf bij de moeder heeft.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn ex-partner en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat op de peildatum van het vierde kwartaal van 2021 geen co-ouderschap bestond in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiser had niet aangetoond dat hij een hogere bijdrage in het onderhoud van de zoon had geleverd dan zijn ex-partner. De rechtbank concludeert dat de kinderbijslag terecht aan de ex-partner is uitbetaald en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.