In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, gevestigd te Schiphol, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, welke door de verweerder op 25 november 2022 gegrond was verklaard, maar de betaling van de toegekende proceskostenvergoeding was tot op heden uitgebleven. Eiseres heeft zich tot de bestuursrechter gewend om de betaling van deze proceskostenvergoeding af te dwingen.
De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak gesloten, omdat voortzetting niet nodig was. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, aangezien het niet gericht was tegen de uitspraak op bezwaar van de naheffingsaanslag, maar enkel om de betaling van de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgever heeft beoogd dat belanghebbenden zich in dergelijke gevallen tot de civiele rechter kunnen wenden, waardoor de bestuursrechter zich onbevoegd verklaarde om van het beroep kennis te nemen.
De rechtbank heeft geen griffierecht geheven en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.