Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een verzoek tot overlevering voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van acht maanden, opgelegd aan de opgeëiste persoon door de District Court in Trzcianka en bevestigd door de Regional Court in Poznań. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Dobosz, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) toegepast, omdat de opgeëiste persoon niet persoonlijk aanwezig was bij de zitting in hoger beroep die leidde tot het arrest waar het EAB op is gebaseerd. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de advocaat van de opgeëiste persoon daadwerkelijk gemachtigd was om zijn verdediging te voeren. Dit gebrek aan mandaat en de onduidelijkheid over de kennisgeving van de procedure in hoger beroep leiden tot de conclusie dat de overlevering zou resulteren in een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren, waarbij zij zich baseert op de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.D. Dijkstra. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.