ECLI:NL:RBAMS:2023:4199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
13/096322-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een verzoek tot overlevering voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van acht maanden, opgelegd aan de opgeëiste persoon door de District Court in Trzcianka en bevestigd door de Regional Court in Poznań. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Dobosz, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) toegepast, omdat de opgeëiste persoon niet persoonlijk aanwezig was bij de zitting in hoger beroep die leidde tot het arrest waar het EAB op is gebaseerd. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de advocaat van de opgeëiste persoon daadwerkelijk gemachtigd was om zijn verdediging te voeren. Dit gebrek aan mandaat en de onduidelijkheid over de kennisgeving van de procedure in hoger beroep leiden tot de conclusie dat de overlevering zou resulteren in een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren, waarbij zij zich baseert op de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.D. Dijkstra. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/096322-23
Datum uitspraak: 22 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 19 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 maart 2023 door
the Regional Court in Poznań, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] (Polen),
verblijfadres: [adres], [plaats],
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 juni 2023, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Dobosz, advocaat in Zoetermeer, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court in Trzciankavan 18 januari 2022 (kenmerk II K 284/21),
upheld byhet arrest van
the Regional Court in Poznánvan 11 mei 2022 (kenmerk IV Ka 368/ 22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze volledige straf resteert volgens het EAB nog. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Dit vonnis en arrest betreffen het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit de aanvullende informatie van 25 mei 2023 leidt de rechtbank af dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld en de straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld [4] . Dit betekent dat de rechtbank alleen de procedure in hoger beroep zal toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit het EAB blijkt dat op 11 mei 2022 de zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden en de advocaat daarbij aanwezig was. Uit het dossier blijkt echter niet of deze advocaat door de opgeëiste persoon was gemachtigd en of hij daadwerkelijk de verdediging heeft gevoerd. De enkele omstandigheid dat in de aanvullende informatie is vermeld dat de opgeëiste persoon bijstand heeft gehad van een advocaat “
appointed by him (by choice)”is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de advocaat ook gemachtigd was. Dit betekent dat geen van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden zich heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van het toepassen van de weigeringsgrond, nu uit aanvullende informatie blijkt dat verdachte een adresinstructie zou hebben gekregen, maar niet duidelijk is of die adresinstructie zich ook uitstrekt tot de procedure in hoger beroep. Niet is gebleken dat de opgeëiste persoon anderszins rekening moest houden met of op de hoogte was van de procedure in hoger beroep. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet concluderen dat overlevering geen schending van de verdedigingsrechten zou opleveren.
Nu het Internationaal Rechtshulp Centrum op 22 mei 2023 over het voorgaande al vragen heeft gesteld aan de Poolse autoriteiten, ziet de rechtbank geen aanleiding (nogmaals) aanvullende informatie op te vragen.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań, Polen.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017 in de zaak Tupikas, ECLI:EU:C:2017:628.