ECLI:NL:RBAMS:2023:419

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
13.307.221-22 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor de executie van een vrijheidsstraf

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie, en is behandeld op een openbare zitting op 18 januari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań op 16 september 2022 en dat het strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren in 1976.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot het vonnis waarop het EAB is gebaseerd, en dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden zich hebben voorgedaan. De officier van justitie heeft echter geconcludeerd dat de rechtbank van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren kan afzien.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces, hij op de hoogte was van de rechtsgang en dat hij niet heeft gereageerd op de oproep om te verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering aan Polen geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.307.221-22 (EAB I)
RK nummer: 22/4930
Datum uitspraak: 1 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 september 2022 door
the Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1976.
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1]
,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. Stegerhoek, advocaat te Amsterdam, die waarneemt voor mr. M.L. van Gessel, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Decision of District Court in Piła of 24 September 2020 ordering execution of the penalty of one years' imprisonment of [opgeëiste persoon] imposed by District Court in Piła on 06 February 2020(met zaaknummer II K 826/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het vonnis van 6 februari 2020.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid dat aan het EAB ten grondslag ligt. Evenmin heeft zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden voorgedaan. Ten slotte is er geen verzetgarantie ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt. Dit heeft tot gevolg dat overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd.
4.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft kort gezegd tot verwerping van het verweer geconcludeerd omdat de rechtbank van haar bevoegdheid om de overlevering op grond van artikel 12 OLW te weigeren, kan afzien.
4.3
Oordeel rechtbank
Op 1 april 2021 is de Wet van 3 maart 2021 tot herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet) [1] in werking getreden. Dit had onder meer tot gevolg dat artikel 12 OLW is gewijzigd in een facultatieve in plaats van een dwingende weigeringsgrond.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In het EAB is in rubriek d) het volgende weergegeven:
[opgeëiste persoon] was aware of the criminal proceedings against him and he took part in them. Summons to the main trial in case Il K 826/19 scheduled for 06 February 2020 was sent to the address provided by the prosecuted but he did not collect the letter nor did he appear for the trial after which the court of first instance issued a convicting sentence. The prosecuted did not excuse his absence nor did he request that his case be heard on another date. (…)
In de aanvullende informatie van 16 december 2022 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit het volgende weergegeven:
[opgeëiste persoon], in the course of the pre-trial proceedings in case II K 826/19, during his interrogation as a suspect on 31 October 2019, was instructed on his rights and obligations as a suspect, including the obligation to provide his address for service, indicate the address for service in Poland or other EC state and notify the authorities of any change of residence or whereabouts lasting longer than 7 days (also due to his imprisonment in a different case). At the same time, the RP sentenced person was instructed that if, without providing a new address, he changes his place of residence or his whereabouts, the correspondence sent to this address will be deemed duly served and the proceedings or hearing will be conducted in bis absence. Moreover, the sentenced person was instructed that failure to provide a new address could prevent him from filing a motion, complaint or appeal due to the expiration of deadlines.
The sentenced person acknowledged receipt of the instructions by signing them with his own hand.
Having received the aforesaid instructions, the sentenced person provided the following address of his residence: [adres 2]
Notice of the date of the trial was delivered to the sentenced person by means of double delivery notice to the address he indicated for service in the course of the pre-trial proceedings. [opgeëiste persoon] failed to appear at the trial on 6 February 2020 at which the sentence was passed. (…) The sentenced person did not inform the Court of any change of his address of residence or whereabouts.
Gelet op deze informatie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Naar het oordeel van de rechtbank levert overlevering aan Polen dan ook geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
Oplichting
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.