ECLI:NL:RBAMS:2023:4173

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
13/126391-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vervoeren en bezit van softdrugs, vrijspraak van witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van softdrugs, alsook van witwassen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en het onderzoek vond plaats op de terechtzitting van 15 juni 2023. De officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, vorderde een gevangenisstraf van achttien maanden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R. Malewicz, pleitte voor een taakstraf en verwees naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte, samen met een ander, op 20 mei 2022 te Amsterdam opzettelijk een grote hoeveelheid softdrugs had vervoerd en aanwezig had gehad. De verdachte had op dat moment 900 joints, 56 hennep balletjes, 141 seals met hennep en 32 blokjes hasj in zijn bezit. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de beschuldiging van witwassen, omdat niet bewezen kon worden dat hij de tas met een geldbedrag van € 400.500,- voorhanden had gehad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat er geen sprake was van recidive.

Uiteindelijk legde de rechtbank een taakstraf op van 180 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugs op de volksgezondheid, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn rol als personal trainer en vader.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/126391-22
Datum uitspraak: 29 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende op het adres [adres], [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Jironet-Loewe en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R. Malewicz naar voren hebben gebracht.
De behandeling van de zaak tegen verdachte heeft gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaatsgevonden met de behandeling van de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer 13/126396-22.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, samen met een ander, op 20 mei 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van 900 joints, 56 hennep balletjes, 141 seals met hennep en/of 32 blokjes hasj;
2. het witwassen van € 400.500,-.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel het aanwezig hebben van een hoeveelheid verdovende middelen kan worden bewezen. Op basis van het dossier kan het gewicht hiervan niet worden vastgesteld, omdat de verdovende middelen niet, dan wel niet juist, zijn gewogen. Daarnaast is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en kan het tenlastegelegde medeplegen niet worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2:De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen. Niet kan worden bewezen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de tas met geld. Weliswaar is in de tas met geld op een € 200,- biljet een dactyloscopisch spoor aangetroffen dat matcht met verdachte, maar dat zegt niets. Verdachte heeft geld aan medeverdachte [medeverdachte] geleend. Hierdoor is het mogelijk dat voornoemd biljet afkomstig was van verdachte en vervolgens is vermengd met het geld in de tas.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte, samen met een ander, opzettelijk de tenlastegelegde verdovende middelen heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad (feit 1). Van witwassen wordt verdachte vrijgesproken (feit 2).
3.3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in
bijlage IIde volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 mei 2022 omstreeks 11:25 uur wordt medeverdachte [medeverdachte] staande gehouden, omdat hij met een bakfiets een rood verkeerslicht negeert. Vervolgens wordt in de bakfiets een rugzak aangetroffen met daarin softdrugs. Naar aanleiding hiervan wordt besloten om op diezelfde dag toezicht te houden op de woning van [medeverdachte]. De toezichthoudende verbalisanten zien verdachte omstreeks 11:45 uur de woning van [medeverdachte] binnengaan en na enkele minuten de woning verlaten met drie tassen. In deze tassen wordt softdrugs aangetroffen. Vervolgens treden de verbalisanten de woning van [medeverdachte] binnen. De verbalisanten treffen een tas op het balkon van de onderburen aan. Verbalisanten hebben de indruk dat deze tas naar beneden is gegooid vanaf het balkon van de woning van [medeverdachte]. In deze tas wordt een geldbedrag van in totaal € 400.500,- aangetroffen. Dit bedrag bestaat uit biljetten van € 200,- en € 500,-. De biljetten zijn gestapeld en met elastiekjes vastgebonden.
3.3.2.
Het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van de verdovende middelen (feit 1)
De rechtbank vindt op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van de tenlastegelegde verdovende middelen. Verdachte heeft dit ook bekend.
Met de raadsman stelt de rechtbank vast dat het gewicht van een deel van de verdovende middelen niet (meer) kan worden vastgesteld. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat van de 900 joints het vastgestelde gewicht niet zonder meer als uitgangspunt kan worden genomen. Een joint bevat immers niet alleen cannabis.
De rechtbank vindt ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen. [verdachte] heeft verklaard dat hij op verzoek van de vrouw van [medeverdachte] naar de woning is gegaan, nadat [medeverdachte] was aangehouden. Verdachte wist dat [medeverdachte] wiet in zijn woning had liggen en wist waar deze zich bevond. Hij heeft de tassen met wiet meegenomen om veilig te stellen. Gelet hierop is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en kan medeplegen met [medeverdachte] worden bewezen.
3.3.3.
Vrijspraak van het witwassen van een geldbedrag (feit 2)
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank – met de raadsman – van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte de tas met geld voorhanden heeft gehad. In de tas met geld zat een biljet van € 200,- waarop een afdruk van een gedeelte van de handpalm van verdachte is aangetroffen. Dit enkele gegeven is echter te weinig om voorhanden hebben van de tas met inhoud bewezen te achten. Een eurobiljet is immers een verplaatsbaar voorwerp, verdachte en [medeverdachte] zijn (waren) vrienden, en verdachte heeft ook verklaard geld aan [medeverdachte] te hebben geleend.
Dit leidt ertoe dat verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen en dat de rechtbank niet toekomt aan een oordeel over medeplegen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 20 mei 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid cannabis en hasj als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
- 900 joints en
- 56 hennep balletjes en
- 141 seals met hennep (van in totaal 2,8 kilogram) en
- 32 blokjes hasj.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen en om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het opleggen van een gevangenisstraf kan ervoor zorgen dat hij zijn werk als personal trainer verliest en dat hij er niet voor zijn kinderen kan zijn. Daarnaast is er geen sprake van recidive.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en bezit van een grote hoeveelheid softdrugs. Drugs vormen in het algemeen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande (ernstige) vormen van criminaliteit.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 11 mei 2023 komt naar voren dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Nu niet (meer) voor alle verdovende middelen het gewicht vast te stellen is, gaat de rechtbank er bij het vaststellen van de strafmaat in het voordeel van verdachte schattenderwijs van uit dat het gaat om een totaalgewicht aan verdovende middelen van tussen de 2.500 en 5.000 gram. Voor bezit van tussen de 2.500 en 5.000 gram softdrugs is het uitgangspunt een taakstraf voor 180 uur. De rechtbank vindt een taakstraf een passende modaliteit.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 180 uur, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

8.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189011 / 2,8kg, Hennep)
2. 900 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189014 / 7,8kg, voorgedraaide joints)
3. 56 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189018, groen, merk: Hennep balletjes)
4. 32 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189021, blokjes hasj 0,5kg)
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven verdovende middelen (nummers 1 tot en met 4 op de beslaglijst) moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en het algemeen belang en het feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189011 / 2,8kg, Hennep)
2. 900 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189014 / 7,8kg, voorgedraaide joints)
3. 56 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189018, groen, merk: Hennep balletjes)
4. 32 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102658-6189021, blokjes hasj 0,5kg)
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2023.
[…]
[…]