ECLI:NL:RBAMS:2023:4172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
13/126396-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vervoeren en bezit van softdrugs en witwassen met een aanzienlijke geldsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs, alsook van het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van € 400.500,-. De verdachte werd op 20 mei 2022 aangehouden nadat hij met een bakfiets een rood verkeerslicht negeerde. Bij controle door de politie werd in de bakfiets een rugzak aangetroffen met daarin softdrugs. De verdachte gaf toestemming voor het doorzoeken van de rugzak, wat leidde tot de ontdekking van meer drugs en het grote geldbedrag in zijn woning. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onherstelbaar vormverzuim, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijwillig toestemming had gegeven voor het onderzoek. De rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, en legde een gevangenisstraf van veertien maanden op, zonder voorwaardelijk deel. De rechtbank weegt daarbij de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en de samenleving zwaar mee. De verdachte had geen legale verklaring voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen verdovende middelen en geldbedragen verbeurd en onttrok deze aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/126396-22
Datum uitspraak: 29 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende op het adres [adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Jironet-Loewe en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.H. Boomstra naar voren hebben gebracht.
De behandeling van de zaak tegen verdachte heeft gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaatsgevonden met de behandeling van de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer 13/126391-22.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, samen met een ander, op 20 mei 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van 700 gram hennep, 15 brokken hasj, 155 joints, 7 hennep balletjes, 900 joints, 56 hennep balletjes, 141 seals met hennep en/of 32 blokjes hasj;
2. het witwassen van € 400.500,-.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek?

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De verbalisanten hebben verdachte met een vriendschappelijk en niet strafrechtelijk informatief gesprek misleid, waardoor verdachte is bewogen toestemming te geven om de inhoud van zijn bakfiets alsmede de inhoud van zijn rugzak te laten onderzoeken. Er was geen reden voor de verbalisanten om in de bakfiets of in de rugzak te kijken. Deze handelswijze van de verbalisanten is onrechtmatig, ondanks het feit dat er door verdachte toestemming is verleend. Daarom zijn alle verdere gevolgen en bevindingen niet bruikbaar voor het bewijs en dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. De verbalisanten hebben verdachte niet misleid. De verbalisanten hebben aan verdachte gevraagd of zij in de bakfiets mochten kijken en of zij in de rugzak mochten kijken. Verdachte heeft hiertoe telkens toestemming verleend.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of de verbalisanten het bewijs onrechtmatig hebben verkregen, en zo ja, of sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 20 mei 2022 zagen verbalisanten dat verdachte op een bakfiets het rode verkeerslicht negeerde. Op grond van de Wegenverkeerswet is aan verdachte een stopteken gegeven. Vervolgens is het identiteitsbewijs van verdachte gevorderd. De verbalisanten hebben voor het negeren van het rode stoplicht een waarschuwing gegeven. Hierna wilden zij de gegevens van verdachte in de politiesystemen controleren. Aan verdachte is vervolgens de cautie gegeven. De verbalisanten hebben aan verdachte gevraagd waarvoor hij de bakfiets gebruikte. Verdachte zei dat zijn twee kinderen altijd in de bakfiets zitten. De verbalisanten vroegen of zij de inhoud van de bak mochten zien. De verbalisanten zagen dat verdachte het zeil deels verwijderde. De verbalisanten zagen dat er een grote rugzak in de bakfiets lag. De verbalisanten vroegen of zij de inhoud van de rugzak mochten zien en vermeldden daarbij dat in Amsterdam geld, drugs en wapens in omloop zijn. Verdachte haalde de rugzak uit de bakfiets en opende deze. Hierop rook één van de verbalisanten een sterke zoete penetrante geur die hij direct herkende als de geur van cannabis. De verbalisant zei tegen verdachte dat hij een sterke wietgeur rook. Verdachte zei vervolgens dat hij een klein beetje wiet bij zich had. De verbalisanten zagen dat verdachte een zakje met cannabis uit de rugzak haalde en dit zakje aan hen laat zien. De verbalisanten zagen dat verdachte hierbij zenuwachtig werd en dit met een zachte stem zei. Verdachte kwam onzeker op de verbalisanten over. De verbalisanten zagen dat de rugzak flink was gevuld en kregen de indruk dat verdachte meer cannabis in de tas had zitten. Vervolgens vroegen de verbalisanten of zij verder in de tas mochten zoeken. Verdachte zei toen “Ja hoor kijk maar”. Verdachte gaf daarbij de rugzak aan één van de verbalisanten. In de rugzak zagen de verbalisanten zakken met hennep en voorgedraaide joints.
Het oordeel van de rechtbank
Uit bovengenoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte door gedragingen en verklaringen toestemming heeft verleend voor het bekijken van de inhoud van de bakfiets en de inhoud van de rugzak. Anders dan de raadsman heeft gesteld, doet de reden waarom de verbalisanten in de bakfiets wilden kijken niet terzake, omdat verdachte daarvoor toestemming heeft gegeven.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank komt daarom niet toe tot bewijsuitsluiting zoals door de raadsman is verzocht.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:De raadsman vindt dat niet kan worden bewezen dat verdachte een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. Voor de overige tenlastegelegde onderdelen is er geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 2:De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen, omdat verdachte niet redelijkerwijs moest vermoeden dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde verdovende middelen in de bakfiets opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad en dat verdachte, samen met een ander, opzettelijk de tenlastegelegde verdovende middelen uit zijn woning heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad (feit 1).
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 400.500,- heeft witgewassen (feit 2).
4.3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in
bijlage IIde volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 mei 2022 omstreeks 11:25 uur wordt verdachte staande gehouden, omdat hij met een bakfiets een rood verkeerslicht negeert. Vervolgens wordt in de bakfiets een rugzak aangetroffen met daarin softdrugs. Naar aanleiding hiervan wordt besloten om op diezelfde dag toezicht te houden op de woning van verdachte. De toezichthoudende verbalisanten zien medeverdachte [medeverdachte] omstreeks 11:45 uur de woning van verdachte binnengaan en na enkele minuten de woning verlaten met drie tassen. In deze tassen wordt softdrugs aangetroffen. Vervolgens treden de verbalisanten de woning van verdachte binnen. De verbalisanten treffen een tas op het balkon van de onderburen aan. Verbalisanten hebben de indruk dat deze tas naar beneden is gegooid vanaf het balkon van de woning van verdachte. In deze tas wordt een geldbedrag van in totaal € 400.500,- aangetroffen. Dit bedrag bestaat uit biljetten van € 200,- en € 500,-. De biljetten zijn gestapeld en met elastiekjes vastgebonden. Verdachte verklaart dat hij deze tas inderdaad in bezit heeft gehad.
4.3.2.
Het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van de verdovende middelen (feit 1)
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van de tenlastegelegde verdovende middelen. Verdachte heeft dit ook bekend.
Met de raadsman stelt de rechtbank vast dat het gewicht van een deel van de verdovende middelen niet (meer) kan worden vastgesteld. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat van de 900 joints het vastgestelde gewicht niet zonder meer als uitgangspunt kan worden genomen. Een joint bevat immers niet alleen cannabis.
Dit leidt evenwel niet tot de conclusie dat geen sprake zou zijn van een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet. In artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit is bepaald dat als grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet (onder andere) geldt: 500 gram hennep of 500 hoeveelheden. Verdachte heeft meer dan 500 gram hennep en meer dan 500 joints opzettelijk vervoerd en aanwezig gehad en daarom is een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet bewezen.
Ten aanzien van de middelen aangetroffen in de bakfiets heeft verdachte verklaard deze van een derde te ontvangen en vervolgens naar verschillende coffeeshops te vervoeren. Hieruit volgt reeds dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Het tenlastegelegde medeplegen is derhalve bewezen met betrekking tot de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de bakfiets.
Dat geldt ook voor de verdovende middelen uit de woning. [medeverdachte] is op verzoek van de vrouw van [verdachte] naar de woning gegaan, nadat [verdachte] was aangehouden. Hij wordt vervolgens direct buiten de woning met tassen wiet aangetroffen, die uit de woning kwamen. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] wist dat hij, verdachte, wiet in zijn woning had liggen. Gelet hierop is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en is medeplegen met [medeverdachte] bewezen.
4.3.3.
Het witwassen van een geldbedrag (feit 2)
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte het geld voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft dit ook bekend.
De rechtbank kan op basis van het dossier geen specifiek misdrijf vaststellen waaruit het geld afkomstig zou zijn. Ook als er geen concreet misdrijf valt aan te wijzen, kan onder omstandigheden worden bewezen dat het geld van misdrijf afkomstig is. Er moet dan sprake zijn van een witwasvermoeden op basis van de feiten en omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen. Als dat vermoeden er is, is het aan verdachte om een verklaring te geven over de legale herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Als de verklaring van verdachte daaraan voldoet, moet het Openbaar Ministerie nader onderzoek naar de herkomst van het geld verrichten.
Het contante geldbedrag is aangetroffen in een tas op het balkon van de onderburen. Het geldbedrag bestond uit grote coupures (briefjes van 200 en 500), die in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn. Het ontbreekt de verdachte aan voldoende legale inkomsten om het contante geldbedrag te verklaren. In de bakfiets en in de tassen uit de woning zijn verdovende middelen aangetroffen. De rechtbank stelt op basis van deze omstandigheden en de hoogte van het contante geldbedrag vast dat er een ernstig vermoeden is dat het geld van misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft verklaard dat hij de tas met het geld in bewaring voor een ander heeft genomen. Hij zou in de veronderstelling zijn geweest dat het geld van de coffeeshops was en dat het geld een legale herkomst had. Verdachte heeft ter terechtzitting niet willen verklaren wie deze andere persoon is en om welke coffeeshops het gaat.
De verklaring van verdachte is niet concreet en niet verifieerbaar, waardoor de rechtbank tot de conclusie komt dat het niet anders kan zijn dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte dat wist.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij het geldbedrag voor een ander, niet zijnde [medeverdachte] , in bewaring heeft genomen. Hieruit volgt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeplegen is daarom bewezen. Verdachte heeft het geldbedrag, samen met een ander, witgewassen.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 20 mei 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid hennep en/of hasj en/of cannabis, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
(in de bakfiets:)
- 700 gram hennep en
- 15 brokken hasj en
- 155 joints en
- 7 hennep balletjes en
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
(in zijn woning:)
- 900 joints en
- 56 hennep balletjes en
- 141 seals met hennep (van in totaal 2,8 kilogram) en
- 32 blokjes hasj;
2.
op 20 mei 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van € 400.500,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan die proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals door de reclassering is geadviseerd. In de strafeis is rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte de softdrugs in zijn bezit had om coffeeshops te bevoorraden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – bij een bewezenverklaring – te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging nu wordt voldaan aan alle in de jurisprudentie met betrekking tot de zogenoemde ‘achterdeurproblematiek’ ontwikkelde voorwaarden voor toepassing van 9a Strafrecht (hierna: Sr).
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid softdrugs. Drugs vormen in het algemeen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande (ernstige) vormen van criminaliteit.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag. Witwassen draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna het geld vrijelijk in de legale economie kan worden uitgegeven. Zo kan er ook daadwerkelijk genoten worden van de uit misdrijf verkregen ‘buit’. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
Achterdeurproblematiek
De rechtbank stelt voorop dat het vervoeren of in bezit hebben van softdrugs strafbaar is, zeker als het gaat om grote hoeveelheden. Het in de jurisprudentie ontwikkelde rechterlijk pardon ten aanzien van de bevoorrading van coffeeshops heeft uitsluitend betrekking op de situatie waarin een handelsvoorraad van boven de maximaal toegestane 500 gram wordt aangehouden
enis voldaan aan de overige gestelde gedoogvoorwaarden. Het overtreden van de toegestane handelsvoorraad kan leiden tot het geven van toepassing aan artikel 9a Sr mits de gepleegde feiten verband houden met een op een verantwoorde wijze exploiteren van een coffeeshop. Daarbij wordt gekeken of een behoorlijke administratie wordt gevoerd, verantwoording aan de fiscus wordt afgelegd, de bedrijfsvoorraad in bedrijfseconomisch opzicht in redelijke verhouding staat tot de dagomzet en of er een goede verstandhouding bestond met de politie en geen sprake is van overlast.
Uit het dossier en de verklaring van verdachte is onvoldoende duidelijk geworden dat er is voldaan aan de bovengenoemde gestelde gedoogvoorwaarden. Verdachte heeft niet meer willen verklaren dan dat hij niet nader aangeduide ‘coffeeshops bevoorraadde’, en ook verder heeft de rechtbank geen enkel concreet gegeven in het dossier. De rechtbank geeft daarom geen toepassing aan artikel 9a Sr. Het strafmaatverweer van de raadsman wordt op dit punt verworpen.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 11 mei 2023 komt naar voren dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 14 juni 2023. Hierin is gerapporteerd dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. Een risicoverhogende factor is het gebrekkige cognitieve vermogen van verdachte. Dit maakt hem beïnvloedbaar en beperkt hem in zijn probleemoplossend vermogen. Ook kan hij hierdoor mogelijk onvoldoende oorzaak en gevolgen overzien van bepaalde (delict- en
risicovolle) situaties. Daarnaast kan het negatieve sociale netwerk als risico verhogend worden gezien. Ditzelfde geldt voor zijn psychosociaal functioneren, in de zin van
gebrek aan assertiviteit en weerbaarheid. Een beschermende factor is het gezin van verdachte, waardoor hij veel dreigt te verliezen en het feit dat verdachte altijd een hardwerkende man is geweest. Er worden door de reclassering voldoende
aanknopingspunten gezien om tot interventies te komen, middels een reclasseringstoezicht en psychologische behandeling. De reclassering adviseert om bij een (deels) voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en dagbesteding.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Nu niet (meer) voor alle verdovende middelen het gewicht vast te stellen is, gaat de rechtbank er bij het vaststellen van de strafmaat in het voordeel van verdachte schattenderwijs van uit dat het gaat om een totaalgewicht aan verdovende middelen van rond de 5.000 gram. Voor bezit van tussen de 2.500 en 5.000 gram softdrugs is het uitgangspunt een taakstraf voor 180 uur. Voor het witwassen zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor fraude. Bij een bedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,- geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf tussen de twaalf en achttien maanden. De rechtbank vindt een gevangenisstraf een passende modaliteit.
De rechtbank ziet – ondanks het reclasseringsrapport – geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte heeft een bewuste keuze gemaakt door softdrugs in huis te halen en per fiets te vervoeren, alsook het bewaren van het grote contante geldbedrag. De consequentie van die keuze is dat verdachte wat de rechtbank betreft langere tijd gedetineerd zal raken. Het daarnaast opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden als behandeling en begeleiding, waar verdachte dan pas mee zou kunnen beginnen na ommekomst van zijn detentie, heeft naar het oordeel van de rechtbank te weinig meerwaarde.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. EUR (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188993)
2. 1 STK Fiets Dames (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6190334, Urban Arrow)
3. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188975, wit)
4. 28 STK Hennep (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188964)
5. 15 STK Hashish (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188976)
6. 155 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188979)
7. 7 STK Hennep (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188983)
8. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6189000)
9. 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6189001)
10. 6000 EUR; (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6189155)
11. 1000 EUR; (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6281044)
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedragen (nummers 1, 8, 10 en 11 op de beslaglijst) zullen verbeurd worden verklaard, omdat met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen geachte feiten zijn begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven verdovende middelen (nummers 3 tot en met 7 en 9 op de beslaglijst) zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en het algemeen belang en het feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.
Teruggave aan rechthebbende(n)
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven fiets (nummer 2 op de beslaglijst) kan aan de rechthebbende(n) worden teruggegeven. Weliswaar heeft verdachte de in beslag genomen verdovende middelen met de fiets vervoerd, maar deze wordt– blijkens zijn verklaring ten tijde van zijn staande houding – ook gebruikt om zijn kinderen mee te vervoeren. Gelet hierop acht de rechtbank de verbeurdverklaring van die fiets disproportioneel.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart
verbeurd:
1. EUR (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188993)
10. 6000 EUR; (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6189155)
11. 1000 EUR; (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6281044)
8. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6189000)
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
3. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188975, wit)
4. 28 STK Hennep (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188964)
5. 15 STK Hashish (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188976)
6. 155 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188979)
7. 7 STK Hennep (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6188983)
9. 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6189001)
Gelast de teruggaveaan [Naam ontvanger] van:
2. 1 STK Fiets Dames (Omschrijving: PL1300-2022102643-G6190334, Urban Arrow)
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2023.
[…]