8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid softdrugs. Drugs vormen in het algemeen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande (ernstige) vormen van criminaliteit.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag. Witwassen draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna het geld vrijelijk in de legale economie kan worden uitgegeven. Zo kan er ook daadwerkelijk genoten worden van de uit misdrijf verkregen ‘buit’. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
Achterdeurproblematiek
De rechtbank stelt voorop dat het vervoeren of in bezit hebben van softdrugs strafbaar is, zeker als het gaat om grote hoeveelheden. Het in de jurisprudentie ontwikkelde rechterlijk pardon ten aanzien van de bevoorrading van coffeeshops heeft uitsluitend betrekking op de situatie waarin een handelsvoorraad van boven de maximaal toegestane 500 gram wordt aangehouden
enis voldaan aan de overige gestelde gedoogvoorwaarden. Het overtreden van de toegestane handelsvoorraad kan leiden tot het geven van toepassing aan artikel 9a Sr mits de gepleegde feiten verband houden met een op een verantwoorde wijze exploiteren van een coffeeshop. Daarbij wordt gekeken of een behoorlijke administratie wordt gevoerd, verantwoording aan de fiscus wordt afgelegd, de bedrijfsvoorraad in bedrijfseconomisch opzicht in redelijke verhouding staat tot de dagomzet en of er een goede verstandhouding bestond met de politie en geen sprake is van overlast.
Uit het dossier en de verklaring van verdachte is onvoldoende duidelijk geworden dat er is voldaan aan de bovengenoemde gestelde gedoogvoorwaarden. Verdachte heeft niet meer willen verklaren dan dat hij niet nader aangeduide ‘coffeeshops bevoorraadde’, en ook verder heeft de rechtbank geen enkel concreet gegeven in het dossier. De rechtbank geeft daarom geen toepassing aan artikel 9a Sr. Het strafmaatverweer van de raadsman wordt op dit punt verworpen.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 11 mei 2023 komt naar voren dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 14 juni 2023. Hierin is gerapporteerd dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. Een risicoverhogende factor is het gebrekkige cognitieve vermogen van verdachte. Dit maakt hem beïnvloedbaar en beperkt hem in zijn probleemoplossend vermogen. Ook kan hij hierdoor mogelijk onvoldoende oorzaak en gevolgen overzien van bepaalde (delict- en
risicovolle) situaties. Daarnaast kan het negatieve sociale netwerk als risico verhogend worden gezien. Ditzelfde geldt voor zijn psychosociaal functioneren, in de zin van
gebrek aan assertiviteit en weerbaarheid. Een beschermende factor is het gezin van verdachte, waardoor hij veel dreigt te verliezen en het feit dat verdachte altijd een hardwerkende man is geweest. Er worden door de reclassering voldoende
aanknopingspunten gezien om tot interventies te komen, middels een reclasseringstoezicht en psychologische behandeling. De reclassering adviseert om bij een (deels) voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en dagbesteding.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Nu niet (meer) voor alle verdovende middelen het gewicht vast te stellen is, gaat de rechtbank er bij het vaststellen van de strafmaat in het voordeel van verdachte schattenderwijs van uit dat het gaat om een totaalgewicht aan verdovende middelen van rond de 5.000 gram. Voor bezit van tussen de 2.500 en 5.000 gram softdrugs is het uitgangspunt een taakstraf voor 180 uur. Voor het witwassen zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor fraude. Bij een bedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,- geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf tussen de twaalf en achttien maanden. De rechtbank vindt een gevangenisstraf een passende modaliteit.
De rechtbank ziet – ondanks het reclasseringsrapport – geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte heeft een bewuste keuze gemaakt door softdrugs in huis te halen en per fiets te vervoeren, alsook het bewaren van het grote contante geldbedrag. De consequentie van die keuze is dat verdachte wat de rechtbank betreft langere tijd gedetineerd zal raken. Het daarnaast opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden als behandeling en begeleiding, waar verdachte dan pas mee zou kunnen beginnen na ommekomst van zijn detentie, heeft naar het oordeel van de rechtbank te weinig meerwaarde.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.