Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) die door de officier van justitie was ingediend. Het EAB, dat dateert van 6 december 2019, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen een vrijheidsstraf van één jaar en twee maanden heeft opgelegd gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook gekeken naar de weigeringsgronden in de OLW. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon op 13 maart 2013 in persoon was opgeroepen voor de rechtszitting in Polen, wat betekent dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven, wat hem gelijkstelt aan een Nederlander voor de toepassing van artikel 6a OLW.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren, maar tegelijkertijd de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Het verzoek van de opgeëiste persoon om een maand respijt te verlenen werd afgewezen, omdat hij op de hoogte had moeten zijn van de consequenties van zijn verzoek om gelijkstelling met een Nederlander. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. Y.M.E. Jurgens.