ECLI:NL:RBAMS:2023:414

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
C/13/688167 / FA RK 20-5008
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag en zorgregeling in een familiezakenprocedure met betrekking tot een minderjarige

Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de zorgregeling voor een minderjarige. De zaak betreft een man en een vrouw die in een conflict zijn verwikkeld over het ouderlijk gezag en de omgangsregeling met hun kind. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Blom, verzoekt om mede met het ouderlijk gezag over de minderjarige te worden belast, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Spil, zich verzet tegen dit verzoek. De rechtbank heeft eerder op 15 juni 2022 bepaald dat er een eerste contactmoment tussen de man en de minderjarige zou plaatsvinden, en de behandeling van de definitieve omgangsregeling en het gezag is vastgesteld op 24 augustus 2022. Tijdens deze zitting is gebleken dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat de man de samenwerking met Levvel, een bemiddelingsorganisatie, als problematisch heeft ervaren. De vrouw heeft aangegeven dat de man over haar grenzen heen gaat en dat er momenteel geen basis is voor gezamenlijk gezag. De rechtbank oordeelt dat er een onaanvaardbaar risico bestaat voor de minderjarige als de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, en wijst het verzoek van de man af. Tevens wordt het verzoek van de man om een omgangsregeling met de minderjarige te treffen afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de man niet openstaat voor de noodzakelijke begeleiding en samenwerking met Levvel. De rechtbank benadrukt het belang van een goede communicatie en samenwerking tussen de ouders voor het welzijn van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/688167 / FA RK 20-5008 (LH / MG)
Beschikking van 2 februari 2023 betreffende wijziging van het gezag en zorgregeling
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: ‘de man’,
advocaat mr. B. Blom te Purmerend,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: ‘de vrouw’,
advocaat mr. M.C. Spil te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Levvel Bemiddelt
hierna te noemen: ‘Levvel’.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: ‘de Raad’.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 15 juni 2022 heeft deze rechtbank bepaald dat er op korte termijn een eerste contactmoment zal zijn tussen de man en de minderjarige. De rechtbank heeft de behandeling omtrent de definitieve omgangsregeling en het gezag bepaald op 24 augustus 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2022.
Verschenen zijn:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • namens de Raad de heer [naam] .
1.3.
Na de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt waarin de zaak pro forma is aangehouden tot 31 oktober 2022 in afwachting van het herstelgesprek van partijen bij Levvel.
1.4.
Na de mondelinge behandeling zijn, zoals afgesproken, nog de volgende stukken ontvangen:
 het F9-formulier van de zijde van de vrouw, ingekomen op 13 september 2022;
 het F9-formulier met bijlagen van de zijde van de vrouw, ingekomen op 28 oktober 2022;
 het F9-formulier van de zijde van de man, ingekomen op 28 oktober 2022.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Thans ligt nog het verzoek met betrekking tot het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling voor.
Wijziging gezag
2.2.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven te persisteren in zijn verzoek om hem mede met het ouderlijk gezag over de minderjarige te belasten. De man is van mening dat partijen onderling als ouders afspraken moeten kunnen maken en beslissingen moeten kunnen nemen en dat het in het belang van de minderjarige is dat hij (mede) met het ouderlijk gezag wordt belast. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat inziet dat hij soms over de grenzen van de vrouw is heengegaan, maar dat die situaties voortkomen uit zijn wens om de vaderrol op zich te nemen. Hij heeft benadrukt dat hij er alles voor over heeft om een betrokken vader te zijn voor de minderjarige. Anderzijds heeft de man uitgebreid toegelicht dat hij de samenwerking met Levvel als problematisch heeft ervaren en dat hij een verdere samenwerking met Levvel niet ziet zitten.
2.3.
De vrouw voert verweer. De vrouw heeft aangevoerd dat partijen in de toekomst misschien het gezamenlijk gezag kunnen uitoefenen, maar dat dit op dit moment niet kan. Volgens de vrouw staat de slechte onderlinge communicatie tussen partijen aan gezamenlijk gezag in de weg. Ondanks dat de vrouw meermaals aan de man heeft aangegeven dat hij te snel voor haar gaat, blijft hij zich dwingend opstellen wanneer het niet gaat zoals hij wil. Volgens de vrouw blijft de man steeds over haar grenzen heengaan. Zo bemoeit hij zich bijvoorbeeld met het kapsel en de armbanden van de minderjarige. Daarnaast is de man onvoorspelbaar, wat onveilig is voor haar en de minderjarige. De vrouw wil aan de onderlinge communicatie werken onder begeleiding van Levvel. De man heeft dit traject echter afgebroken en staat niet open voor de door Levvel voorgestelde individuele begeleiding voor de man.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet ter discussie staat dat de communicatie tussen partijen moeizaam verloopt en dat het traject bij Levvel vroegtijdig door de man is beëindigd. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat de man (ook al is dit niet altijd zo bedoeld) over de grenzen van de vrouw heengaat.
2.5.
De rechtbank oordeelt dat er – gelet op de communicatie tussen de ouders en de onderlinge verhouding – een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zal raken als de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. De rechtbank houdt hierbij rekening met het feit dat partijen na de mondelinge behandeling onder begeleiding van de Raad hebben geprobeerd de samenwerking met Levvel voort te zetten, maar de rechtbank hebben laten weten dat het niet is gelukt om het traject op te pakken. De rechtbank oordeelt dan ook dat partijen – op dit moment – niet in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te voeren en zal het verzoek van de man afwijzen.
Omgangsregeling
2.6.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het heel belangrijk voor hem is dat het contact met de minderjarige op zo’n kort mogelijke termijn wordt hervat. Hij heeft aangegeven dat hij het traject bij Levvel heeft beëindigd omdat de omgang – na twee fijne omgangsmomenten bij Levvel – vanwege vakanties (aan de zijde van Levvel) werd opgeschort. Dit heeft hem gefrustreerd. De man is er van overtuigd dat de omgang al had kunnen plaatsvinden als het traject bij Levvel niet was gestagneerd vanwege de vakanties. De man heeft aangevoerd dat hij alles heeft gegeven en dat hij niet weet wat hij nog meer kan doen. Volgens hem is het de vrouw die steun nodig heeft. Hij heeft benadrukt er alles voor over te hebben om tot een vaste omgangsregeling voor de minderjarige te komen en heeft daarom een omgangsregeling met opbouw verzocht.
2.7.
De vrouw voert verweer en stelt dat zij er nog niet aan toe is om zonder begeleiding met de man tot een omgangsregeling te komen, omdat zij dan overvraagd raakt. Het feit dat de man de samenwerking met Levvel heeft stopgezet heeft het vertrouwen van de vrouw geschaad, zij zou graag het traject bij Levvel hervatten. Daarnaast is heeft het traject bij Levvel volgens de vrouw meerwaarde voor de minderjarige omdat hij verlegen is. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de minderjarige niet vanuit zichzelf over de man praat. Wanneer zij vraagt of hij de man wil zien geeft hij aan dat hij niet naar de man wil. De vrouw wil graag dat de omgang gaat slagen en stelt dat er juist daarom begeleiding nodig is. Volgens de vrouw ligt begeleiding door Levvel voor de hand omdat daar al twee prettige omgangsmomenten tussen de man en de minderjarige hebben plaatsgevonden en is het aan de man om dat door te zetten.
2.8.
De Raad heeft geadviseerd het traject bij Levvel op te pakken. De Raad heeft aangevoerd dat de minderjarige pas drie jaar is en de man – ondanks dat de minderjarige weet dat de man zijn vader is – voor hem een nieuw persoon is waar hij aan moet wennen. Het is in het belang van de minderjarige dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om met regelmaat en zonder onderbrekingen naar de man toe te kunnen komen om zich aan de man te kunnen hechten. De Raad is van mening dat Levvel de organisatie is die dat kan faciliteren en heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeboden om met partijen een voorgesprek bij Levvel te voeren.
2.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Na de mondelinge behandeling hebben partijen de rechtbank geïnformeerd dat zij er niet in zijn geslaagd om het traject bij Levvel te hervatten. Uit het gespreksverslag van Levvel blijkt dat de man het niet lukte om het over de minderjarige te hebben omdat daar zijn pijn en frustratie te groot voor was. Volgens Levvel voelde de man zich niet gezien en erkend in zijn visie op het probleem en heeft hij het gesprek geëmotioneerd vroegtijdig verlaten. Volgens de man was de vrouw in het bemiddelingsgesprek niet in staat om een gesprek aan te gaan en richtte zij zich alleen op het verleden in plaats van de toekomst.
2.10.
De rechtbank ziet de duidelijke wens en het verlangen van de man om de omgang met de minderjarige weer op te pakken en uit te breiden. Ook heeft de rechtbank begrepen dat de man bereid is om middels hulpverlening (van een andere instantie dan Levvel) toe te werken naar omgang met de minderjarige. Juist om ervoor te zorgen dat er duurzaam succesvol contact tot stand komt op een manier die bij de leeftijd en de mogelijkheden van de minderjarige past, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het in het belang is van de minderjarige dat de omgang tussen de man en de minderjarige onder begeleiding van Levvel wordt vormgegeven. De rechtbank en de Raad hebben tijdens de mondelinge behandeling nogmaals geprobeerd de man ervan te overtuigen mee te werken aan het traject bij Levvel en de Raad heeft zelfs deelgenomen aan het bemiddelingsgesprek tussen partijen en Levvel.
2.11.
Gelet op het feit dat het bemiddelingsgesprek niet tot een doorstart van het traject bij Levvel heeft geleid en het bericht van de man dat hij niet openstaat voor het traject bij Levvel zal de rechtbank de verzoeken van de man met betrekking tot de omgang afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de man om hem mede met het ouderlijk gezag te belasten af;
- wijst de verzoeken van de man met betrekking tot de omgangsregeling af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. L. van der Heijden, tevens kinderechter, bijgestaan door mr. M.T.W. Gerritsen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam