ECLI:NL:RBAMS:2023:4127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
13-004827-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot vrijheidsstraf in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Częstochowa, Polen. Het EAB is uitgevaardigd op 9 maart 2022 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en een vrijheidsstraf van één jaar moet ondergaan. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd. De opgeëiste persoon heeft een voorwaardelijke straf opgelegd gekregen, die later is omgezet in een onvoorwaardelijke straf omdat hij zich niet aan de voorwaarden hield. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissing tot omzetting van de straf niet onder de reikwijdte van artikel 12 van de Overleveringswet valt.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Nederlandse wetgeving, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante artikelen van de Opiumwet en de Overleveringswet zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/004827-23
Datum uitspraak: 27 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 13 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 maart 2022 door
the Regional Court of Law (Sąd Okręgowy) in Częstochowa (Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juni 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgement of the District Court (Sąd Rejonowy) in Częstochowa,Polen
,van 27 februari 2017, referentienummer III K 672/16
.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 363 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Uit aanvullende informatie van 25 mei 2023 blijkt dat de opgelegde vrijheidsstraf voorwaardelijk was opgelegd waarbij de opgeëiste persoon zich moest melden bij de reclassering. Omdat de opgeëiste persoon zich niet heeft gehouden aan deze voorwaarde, heeft de rechtbank bij beslissing van 19 september 2018 de voorwaardelijk opgelegde straf omgezet in een onvoorwaardelijke straf. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie zoals in de uitspraak Ardic van het Hof van Justitie van de Europese Unie [4] , zodat de beslissing van 19 september 2018 niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Nu de reden voor de beslissing tot omzetting van de voorwaardelijke straf niet is gelegen in een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit, hoeft de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW te toetsen dan het vonnis van 27 februari 2017.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Anders dan de raadsman en officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon niet met objectieve stukken heeft aangetoond dat hij gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De opgeëiste persoon staat namelijk pas vanaf 26 augustus 2020 ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Weliswaar heeft de opgeëiste persoon een verklaring van zijn moeder overgelegd, waarin staat dat de opgeëiste persoon vanaf mei 2018 bij haar in Nederland is komen wonen, maar dit betreft geen objectief stuk. Wel is overgelegd een jaaropgave over 2018 maar die vermeldt 16 juli 2018 als ingangsdatum van het dienstverband. Objectieve stukken waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon voor die datum al in Nederland woonde, ontbreken.
Nu reeds niet aan het eerste vereiste is voldaan, behoeft het tweede vereiste geen bespreking meer. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10, 11 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Law (Sąd Okręgowy) in Częstochowa,Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026 (