ECLI:NL:RBAMS:2023:4124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
13-077457-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 6a OLW in verband met de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon aan Oostenrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 9 januari 2023 door de Oostenrijkse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1982, is in Nederland gedetineerd en heeft de Nederlandse nationaliteit. Tijdens de zitting op 13 juni 2023 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar, waarvan nog één jaar, elf maanden en veertien dagen resteert. De feiten waarvoor de overlevering is verzocht, zijn onder andere moord, doodslag en zware mishandeling, die naar Oostenrijks recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan plaatsvinden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Daarom heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De opgeëiste persoon blijft in detentie tot de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/077457-23
Datum uitspraak: 27 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 januari 2023 door
the Regional Court of Innsbruck (Landesgericht Innsbruck)(Oostenrijk) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres opgeëiste persoon] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juni 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. van Egmond, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Judgement of the Regional Court of Innsbruck (Landesgericht Innsbruck),Oostenrijk, van 3 oktober 2012, met referentie 29 Hv 109/12y.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en veertien dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een deel van de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling;
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
4. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
5. bedreiging met zware mishandeling.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Oostenrijk opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De onder 4.1 vermelde feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op
poging tot zware mishandeling
zware mishandeling.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor en de onder 4.2 weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW, is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
Uit het voorgaande volgt verder dat de opgeëiste persoon voldoende economische, familiale en taalkundige banden met Nederland heeft, zodat sprake is van een rechtmatig belang dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland rechtvaardigt.
De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 285, 302, 350 Wetboek van Strafrecht, 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994, en 2, 5, 6a, en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Innsbruck (Landesgericht Innsbruck)(Oostenrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.