Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon aan Oostenrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 9 januari 2023 door de Oostenrijkse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1982, is in Nederland gedetineerd en heeft de Nederlandse nationaliteit. Tijdens de zitting op 13 juni 2023 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar, waarvan nog één jaar, elf maanden en veertien dagen resteert. De feiten waarvoor de overlevering is verzocht, zijn onder andere moord, doodslag en zware mishandeling, die naar Oostenrijks recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Daarom heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De opgeëiste persoon blijft in detentie tot de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.