In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 5 juli 2023, wordt het beroep van een eiser uit Weesp tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de eiser voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 390.000. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de waarde. De rechtbank behandelt het beroep op de zitting van 26 juni 2023, waarbij zowel de eiser als de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. De eiser voert aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte de waarde van zijn woning niet heeft verlaagd na het verwijderen van een dakkapel uit de taxatie. De heffingsambtenaar stelt echter dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, omdat er voldoende ruimte in de taxatie zit. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde correct heeft vastgesteld, ook al is de dakkapel uit de taxatie gehaald.
Daarnaast doet de eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel, waarbij hij stelt dat de waarde van zijn woning vergeleken moet worden met die van andere woningen in de straat. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat de waardering van de woning van de eiser in lijn is met die van vergelijkbare woningen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt en het griffierecht niet terugkrijgt.