ECLI:NL:RBAMS:2023:4103

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
13/116013-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek in verband met een Europees aanhoudingsbevel

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Słupsk, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993, die wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 4 maanden en 33 dagen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst om nadere vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de procedure die heeft geleid tot de oplegging van de straf. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis van 10 oktober 2013, en er zijn twijfels over de wijze waarop het vonnis aan hem is betekend. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat niet duidelijk is of de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn recht om hoger beroep in te stellen. De officier van justitie heeft verzocht om aanhouding van de zaak om meer informatie te verkrijgen over de gang van zaken in Polen. De rechtbank heeft besloten om het onderzoek te schorsen en de termijn voor de uitspraak te verlengen, zodat de officier van justitie de gelegenheid krijgt om nadere informatie op te vragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/116013-23
Datum uitspraak: 29 juni 2023
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 8 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 mei 2016 door
the Regional Court in Słupsk, II Criminal Department(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juni 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. Flier, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the District Court in Lębork of 10th October 2013 in the case II K 741/13; the judgment became final on 22nd October 2013.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 maanden en 33 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Bij het hiervoor genoemde vonnis is aan de opgeëiste persoon een taakstraf opgelegd die bij beslissing van
the District Court in Lęborkop 9 maart 2015 (Ko 122/15) deels is omgezet in de hiervoor genoemde vrijheidsstraf.
Het vonnis van 10 oktober 2013 (II K 741/13) betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van dit artikel dient te worden geweigerd. De opgeëiste persoon is niet verschenen bij het strafproces dat heeft geleid tot het vonnis van 10 oktober 2013, alsmede het proces van de omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis. In onderdeel d) van het EAB staat weliswaar vermeld dat het vonnis aan hem is betekend en dat hij daarbij is geïnformeerd over zijn rechten, maar verder wordt niets vermeld. Daardoor is niet vast te stellen of hij afstand heeft gedaan van hoger beroep of dat hij dat bewust niet binnen de termijn heeft ingesteld. Daarbij kan worden getwijfeld of het vonnis in persoon is betekend, aangezien uit onderdeel a) van het EAB blijkt dat meerdere adressen bekend zijn en in het EAB vermeld is dat het vonnis in ontvangst is genomen door een onbekend gebleven huisgenoot.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht om aanhouding van de zaak om nadere informatie op te vragen bij de Poolse autoriteiten over de gang van zaken bij de procedure die heeft geleid tot de oplegging van de taakstraf bij vonnis van 10 oktober 2013. Dat de opgeëiste persoon wist dat aan hem een taakstraf was opgelegd, blijkt uit het gegeven dat hij de taakstraf deels heeft uitgevoerd. Het is echter de vraag of de opgeëiste persoon hiermee stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
Het oordeel van de rechtbank
Het vonnis van 10 oktober 2013 (kenmerk II K 741/14):
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces dat heeft geleid tot dit vonnis. In onderdeel d) van het EAB vermeld dat het vonnis in persoon is betekend aan de opgeëiste persoon, terwijl uit de toelichting in het EAB volgt dat het vonnis in ontvangst is genomen door een huisgenoot. Verdere onderdelen van onderdeel d) van het EAB zijn niet ingevuld, zodat niet blijkt dat de opgeëiste persoon uitdrukkelijk heeft gemeld afstand te doen van het instellen van hoger beroep of dat door de uitvaardigende justitiële autoriteit een verzetgarantie is verstrekt. De rechtbank heeft daarom behoefte aan nadere informatie. De volgende vragen dienen voorgelegd te worden aan de uitvaardigende justitiële autoriteiten:
- Is aan de opgeëiste persoon kenbaar gemaakt dat hij hoger beroep in kon stellen tegen dit vonnis en, zo ja, op welke wijze?
De omzettingsbeslissing van 9 maart 2015 (kenmerk Ko 122/15):
De rechtbank stelt op basis van het EAB vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces dat heeft geleid tot deze beslissing.
Uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 december 2017 in de zaak Ardic [3] volgt dat een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf niet valt onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ, voor zover een dergelijke beslissing geen wijziging brengt in de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf.
De aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 1 juni 2023 meldt het volgende:
By the injunction judgement of the District Court in Lębork of the 10th of October, 2013 in the matter of reference II K 741/13 [opgeëiste persoon] was sentenced to the penalty of 10 months of restricted freedom with an obligation to do unpaid (under control) work within community service of 30 hours per month, while including in the penalty the time of his arrest that took place on 19th august, 2013.
By the decision of the Distinct Court in Lębork of 9th March, 2015 in the matter of reference Ko 122/15 it was ordered against [opgeëiste persoon] to execute a substitutive penalty of 130 days of imprisonment in place of the remaining, to be served, penalty of 8 months and 20 days of restricted freedom imposed on him by the injunctive judgment of the Distinct Court in Lębork of 10th October, 2013 in the matter of
reference II K 741/13, because the sentenced person persistently avoided/evaded serving the penalty of restricted freedom.
Uit deze informatie volgt dat bij het vonnis van 10 oktober 2013 aan de opgeëiste persoon een straf van 10 maanden van ‘
restricted freedom’is opgelegd met de verplichting om een taakstraf uit te voeren. Verder volgt dat bij de beslissing van 9 maart 2015 het niet uitgevoerde deel van de taakstraf is omgezet in een gevangenisstraf (‘
imprisonment’). Om duidelijkheid te krijgen over de vraag of bij de omzettingsbeslissing een wijziging is gebracht in de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf, dienen de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te worden voorgelegd:
- Heeft deze omzettingsbeslissing van 9 maart 2015 (kenmerk Ko 122/15) een wijziging gebracht in de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf?
Zo ja:
- Had de bevoegde rechterlijke autoriteit bij de omzetting van de taakstraf in een gevangenisstraf op het punt van de wijziging van de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf een zekere mate van beoordelingsbevoegdheid?
Zo ja:
- Kan onderdeel D van het EAB (volledig) ingevuld worden voor het proces dat heeft geleid tot de omzettingsbeslissing?
De rechtbank zal het onderzoek heropenen en voor onbepaalde tijd schorsen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie in te winnen bij de Poolse autoriteiten.

5.Slotsom

De rechtbank houdt de beslissing aan om nadere informatie te laten opvragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit in het kader van de toetsing aan artikel 12 OLW. Overige beslissingen over het EAB worden aangehouden.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit zoals hiervoor omschreven onder punt 4.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, derde lid, OLW met dertig dagen.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen voor 3 augustus 2023, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Yesilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026.