ECLI:NL:RBAMS:2023:4101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
13/105634-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Duisburg in Duitsland. De officier van justitie had op 4 mei 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 14 april 2023 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1995 en met de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zitting op 15 juni 2023.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar is opgelegd. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan plaatsvinden, ondanks het feit dat de strafbare feiten gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. De argumenten van de raadsman om de overlevering te weigeren zijn door de rechtbank als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/105634-23
Datum uitspraak: 29 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 4 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 april 2023 door het
Amtsgericht Duisburg(Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
verblijvend op het adres: [adres], [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juni 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.J.C. Heuvelmans die waarneemt voor zijn kantoorgenote mr. L.M.E. Kleczewski, beiden advocaat in Venlo.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel ten behoeve van de voorlopige hechtenis van het
Amtsgericht Duisburgvan 14 april 2023, dossiernummer 11 Gs 1433/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De officier van justitie in Duisburg heeft per brief van 31 mei 2023 de volgende garantie gegeven:
Er wordt verzekerd dat de vervolgde persoon in geval van een onherroepelijke veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op grond van de geldende versie van het Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5-12-2008, pagina 27) voor de verdere strafvoltrekking naar Nederland wordt teruggezonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [3]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het Openbaar Ministerie is niet voornemens om de vervolging van de feiten uit het EAB zelf ter hand te nemen;
  • de vervolging is in Duitsland aangevangen;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in Duitsland;
  • de Duitse rechtsorde is geschaad.
De raadsman van de opgeëiste persoon verzoekt de overlevering voor de feiten 5 en 6 in het EAB op grond van dit artikel te weigeren. Hij voert daartoe aan dat de verdovende middelen uit Nederland kwamen en het voertuig waarmee ze werden vervoerd in Nederland is omgebouwd.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Naar het oordeel van de rechtbank vormt het gegeven dat het feit wordt geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, gelet op hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering
van [opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Duisburg(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Yesilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.