Uitspraak
Beschikking van 31 maart 2023 van de rechtbank Amsterdam op het ingediende verzoekschrift van:
- de betrokkene, mevrouw
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] (Suriname), hierna te noemen: verweerster. Verweerster wordt bijgestaan door mr. E. Bruijn.
1.Procesverloop
- het verzoekschrift met bijlagen, ingediend door verzoekster, ontvangen door de griffie op 7 februari 2023;
- de oorspronkelijke klacht van verweerster, ingediend door verzoekster, ontvangen door de griffie op 16 maart 2023.
- bovengenoemde advocaat;
- [naam] , jurist namens Arkin;
- E. Barkhof, geneesheer-directeur van Arkin.
2.De feiten en omstandigheden
13 december 2022 niet (meer) schriftelijk is geïnformeerd over de beslissing van de zorgverantwoordelijke tot toepassing van verplichte zorg. Volgens de klachtencommissie had verweerster in elk geval omstreeks 18 november 2020 en ook omstreeks 2 november 2021, te weten het moment waarop een nieuwe zorgmachtiging is afgegeven, niet alleen mondeling, maar ook schriftelijk geïnformeerd moeten worden en de klachtencommissie is daarmee van oordeel dat verweerster over een periode van 21 maanden onjuist is geïnformeerd.
3.Het beroep
4. Beoordeling
pvp-er tijdens de zitting bij de klachtencommissie heeft gegeven, aldus verzoekster. Voorts is verzoekster het niet eens met de hoogte van de door de klachtencommissie toegekende schadevergoeding.
18 november 2020 is immers voor een jaar verleend, wat alleen mogelijk is bij een opvolgende machtiging. Bovendien is een jaar later, op 2 november 2021, een zorgmachtiging voor twee jaar verleend, hetgeen impliceert dat iedereen ervan uit is gegaan dat ten aanzien van verweerster op dat moment reeds vijf jaar onafgebroken een machtiging op grond van de Wet Bopz en vervolgens de Wvggz was verleend. Blijkens de beschikkingen van 18 november 2020 en 2 november 2021 is op de respectievelijke zittingen bovendien geen verweer gevoerd tegen de verzochte duur van de machtiging, terwijl daartegen evenmin beroep in cassatie is ingesteld. De onderhavige klacht heeft zich ook op geen enkel moment gericht tegen het gegeven dat er enige tijd – kennelijk – geen zorgmachtiging was. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verzoekster er van uit heeft mogen gaan dat sprake was van opeenvolgende machtigingen, zoals ook verweerster en de rechtbank daarvan zijn uitgegaan.
5.Beslissing
.Tegen deze beschikking betreffende het verzoek om schadevergoeding staat het rechtsmiddel van hoger beroep open
.