3.3.Het oordeel van de rechtbank
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat hij bij zijn woning twee personen zag staan, en dat hij de situatie niet vertrouwde. Toen aangever de auto uitstapte, werd hij achterna gerend door NN01 en NN02. Het is met NN01 tot een worsteling gekomen waarbij aangever is vastgehouden bij zijn nek. Uiteindelijk is het de aangever gelukt te ontsnappen en hulp in te schakelen. Op beelden van de openbare weg voor de [adres 2] (afkomstig van een camera van de in die buurt gevestigde organisatie Sea Shepherd), is te zien dat twee mannen arriveren op een (motor)scooter. Beide mannen blijven vervolgens enige tijd op de stoep staan. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte een van de personen is die op de beelden te zien is en of de gedragingen van deze personen zijn gericht op het beroven van de aangever.
Vrijspraak feit 1
Op basis van de in het dossier beschikbare bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen dat het handelen van de daders – ongeacht het antwoord op de vraag of verdachte één van hen was – gericht was op het verkrijgen van enig goed en/of enig geldbedrag. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank in de beschikbare histo-gegevens onvoldoende bewijs aanwezig om het onder de auto van aangever aangetroffen baken te koppelen aan verdachte. Het kennelijke opwachten en achtervolgen van de aangever is onvoldoende om aan te nemen dat die gedragingen tot doel hadden geld of goederen afhandig te maken. De aangifte biedt daarvoor evenmin voldoende aanknopingspunten. Het enkele feit dat aangever een bekende voetballer is doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld, dan wel de poging tot afpersing.
Bewezenverklaring feit 2
De tenlastegelegde openlijke geweldpleging acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen bewezen. Op de camerabeelden is te zien dat de twee daders aangever, op de scooter dan wel te voet, achtervolgen en proberen zijn vluchtroute af te snijden. Uit de aangifte blijkt dat aangever is ingesloten en vanachter met een arm om zijn keel is vastgepakt. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte één van de daders van die geweldpleging is. Uit het procesdossier volgt dat verdachte door drie verbalisanten is herkend naar aanleiding van een aandachtsvestiging in de politiesystemen, waarbij de hiervóór beschreven beelden afkomstig van Sea Shepherd, waarop de gezichten van de twee daders te zien zijn, zijn rondgestuurd.
Voor een betrouwbare herkenning moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Het tweede beoordelingselement betreft de vraag hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarnaast zijn de aard van, frequentie van en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) tussen de herkennende verbalisanten en de herkende verdachte van belang.
Een derde beoordelingselement betreft het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht van de herkenning is.
Tot slot dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank overweegt het volgende. Door middel van een aandachtsvestiging zijn de bewuste camerabeelden verspreid onder politieagenten. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen NN01 als verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stills in het dossier en de camerabeelden, die de rechtbank tijdens de zitting heeft bekeken, van voldoende kwaliteit om een herkenning op te kunnen baseren. Het gaat om duidelijke en heldere beelden, waarop de personen volledig in beeld te zien zijn. Hoewel NN01 een helm draagt, zijn de gezichtskenmerken duidelijk zichtbaar.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte op de camerabeelden herkend, omdat hij hem in het verleden heeft staande gehouden. Hij herkent verdachte aan zijn gezicht en postuur waarbij in het bijzonder van belang was de achteruit staande kin en de neus van verdachte. Verbalisant [verbalisant 2] kende verdachte van briefingsitems en vanuit de top600. Daarnaast is hij bekend met familieleden van verdachte. Hij herkent verdachte aan de vorm van zijn hoofd, zijn neus, ogen, mond, kin, gezichtsbeharing, wenkbrauwen en postuur. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verdachte meerdere malen op straat gesproken en gecontroleerd. Deze verbalisant herkent verdachte aan de vorm van zijn gezicht, zijn half open mond, de uitdrukking op zijn gezicht en zijn postuur.
De herkenningen zijn vervat in drie afzonderlijke processenverbaal, telkens afzonderlijk op ambtsbelofte opgemaakt, zodat sprake is van drie afzonderlijke herkenningen. De uiterlijke kenmerken waaraan de verbalisanten verdachte herkennen zijn voldoende specifiek. Alle drie de verbalisanten noemen het postuur van verdachte als een herkenningspunt en twee van hen noemen de (‘achteruit staande’, zoals beschreven door verbalisant [verbalisant 1] ) kin van verdachte. Verder beschrijft verbalisant [verbalisant 3] de ‘half open’ mond van verdachte als herkenningspunt. Ook verbalisant [verbalisant 2] herkent verdachte onder meer aan zijn mond.
Er zijn de rechtbank tot slot geen omstandigheden gebleken die de herkenningen zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken.
Op grond van de aangifte, de camerabeelden en de herkenningen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met NN02 de aangever heeft opgewacht, hem achterna is gerend en de tenlastegelegde geweldshandelingen heeft gepleegd.