ECLI:NL:RBAMS:2023:404

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
13-192833-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging met vrijspraak voor poging tot diefstal met geweld

Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 juli 2022 samen met een mededader het slachtoffer, een bekende voetballer, heeft opgewacht bij zijn woning en hem vervolgens heeft achtervolgd. Tijdens deze achtervolging heeft de verdachte het slachtoffer klemgereden en geprobeerd hem vast te houden, wat leidde tot een worsteling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de poging tot diefstal met geweld te bewijzen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de daders gericht waren op het verkrijgen van enig goed. De verdachte werd daarom vrijgesproken van deze beschuldiging. Echter, de openlijke geweldpleging werd wel bewezen geacht op basis van camerabeelden en herkenningen door verbalisanten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en motiveerde deze straf door de ernst van de feiten en het georganiseerde karakter van het delict. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten, maar ook met het feit dat hij sinds 2017 niet meer voor lange gevangenisstraffen was veroordeeld en bezig was met het verkrijgen van werk. De rechtbank hoopte met de voorwaardelijke straf de verdachte te stimuleren om geen nieuwe strafbare feiten te plegen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-192833-22 (Promis)
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd te: [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Hoekstra en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.M.G. Sussenbach naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich op 28 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – :
1. poging tot diefstal met geweld in vereniging van enig geldbedrag en/of enig goed toebehorende aan [slachtoffer] , en/of poging tot afpersing van [slachtoffer] ;
2. openlijke geweldpleging in vereniging tegen [slachtoffer]
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld bewezen kan worden verklaard. De camerabeelden zijn van voldoende kwaliteit en de herkenningen zijn betrouwbaar. De verbalisanten kennen verdachte ambtshalve en hebben specifieke gezichtskenmerken genoemd waaraan zij verdachte herkennen. De verdachten hadden een professionele aanpak. Aangever werd opgewacht, er was een baken onder zijn auto geplaatst, verdachten waren vermomd doordat zij helmen droegen en de aangever betreft een bekende voetballer. Deze uiterlijke verschijningsvorm wijst in de richting van een poging tot diefstal met geweld.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar zijn schriftelijke pleitnotitie, kort gezegd, verzocht om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De kwaliteit van de camerabeelden is onvoldoende. De herkenningen van de verbalisanten voldoen daarnaast niet aan de daaraan gestelde eisen. Er is geen steunbewijs. Verder is het vermeende criminele doel van de daders onduidelijk. Er is niets gezegd over het afgeven van goederen. Ook blijkt niet dat er bijvoorbeeld naar een horloge is gegrepen. De belaging zou daarnaast ook verband kunnen hebben met de voetbalwedstrijd Ajax-PSV een dag later.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat hij bij zijn woning twee personen zag staan, en dat hij de situatie niet vertrouwde. Toen aangever de auto uitstapte, werd hij achterna gerend door NN01 en NN02. Het is met NN01 tot een worsteling gekomen waarbij aangever is vastgehouden bij zijn nek. Uiteindelijk is het de aangever gelukt te ontsnappen en hulp in te schakelen. Op beelden van de openbare weg voor de [adres 2] (afkomstig van een camera van de in die buurt gevestigde organisatie Sea Shepherd), is te zien dat twee mannen arriveren op een (motor)scooter. Beide mannen blijven vervolgens enige tijd op de stoep staan. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte een van de personen is die op de beelden te zien is en of de gedragingen van deze personen zijn gericht op het beroven van de aangever.
Vrijspraak feit 1
Op basis van de in het dossier beschikbare bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen dat het handelen van de daders – ongeacht het antwoord op de vraag of verdachte één van hen was – gericht was op het verkrijgen van enig goed en/of enig geldbedrag. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank in de beschikbare histo-gegevens onvoldoende bewijs aanwezig om het onder de auto van aangever aangetroffen baken te koppelen aan verdachte. Het kennelijke opwachten en achtervolgen van de aangever is onvoldoende om aan te nemen dat die gedragingen tot doel hadden geld of goederen afhandig te maken. De aangifte biedt daarvoor evenmin voldoende aanknopingspunten. Het enkele feit dat aangever een bekende voetballer is doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld, dan wel de poging tot afpersing.
Bewezenverklaring feit 2
De tenlastegelegde openlijke geweldpleging acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen bewezen. Op de camerabeelden is te zien dat de twee daders aangever, op de scooter dan wel te voet, achtervolgen en proberen zijn vluchtroute af te snijden. Uit de aangifte blijkt dat aangever is ingesloten en vanachter met een arm om zijn keel is vastgepakt. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte één van de daders van die geweldpleging is. Uit het procesdossier volgt dat verdachte door drie verbalisanten is herkend naar aanleiding van een aandachtsvestiging in de politiesystemen, waarbij de hiervóór beschreven beelden afkomstig van Sea Shepherd, waarop de gezichten van de twee daders te zien zijn, zijn rondgestuurd.
Voor een betrouwbare herkenning moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Het tweede beoordelingselement betreft de vraag hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarnaast zijn de aard van, frequentie van en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) tussen de herkennende verbalisanten en de herkende verdachte van belang.
Een derde beoordelingselement betreft het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht van de herkenning is.
Tot slot dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank overweegt het volgende. Door middel van een aandachtsvestiging zijn de bewuste camerabeelden verspreid onder politieagenten. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen NN01 als verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stills in het dossier en de camerabeelden, die de rechtbank tijdens de zitting heeft bekeken, van voldoende kwaliteit om een herkenning op te kunnen baseren. Het gaat om duidelijke en heldere beelden, waarop de personen volledig in beeld te zien zijn. Hoewel NN01 een helm draagt, zijn de gezichtskenmerken duidelijk zichtbaar.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte op de camerabeelden herkend, omdat hij hem in het verleden heeft staande gehouden. Hij herkent verdachte aan zijn gezicht en postuur waarbij in het bijzonder van belang was de achteruit staande kin en de neus van verdachte. Verbalisant [verbalisant 2] kende verdachte van briefingsitems en vanuit de top600. Daarnaast is hij bekend met familieleden van verdachte. Hij herkent verdachte aan de vorm van zijn hoofd, zijn neus, ogen, mond, kin, gezichtsbeharing, wenkbrauwen en postuur. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verdachte meerdere malen op straat gesproken en gecontroleerd. Deze verbalisant herkent verdachte aan de vorm van zijn gezicht, zijn half open mond, de uitdrukking op zijn gezicht en zijn postuur.
De herkenningen zijn vervat in drie afzonderlijke processenverbaal, telkens afzonderlijk op ambtsbelofte opgemaakt, zodat sprake is van drie afzonderlijke herkenningen. De uiterlijke kenmerken waaraan de verbalisanten verdachte herkennen zijn voldoende specifiek. Alle drie de verbalisanten noemen het postuur van verdachte als een herkenningspunt en twee van hen noemen de (‘achteruit staande’, zoals beschreven door verbalisant [verbalisant 1] ) kin van verdachte. Verder beschrijft verbalisant [verbalisant 3] de ‘half open’ mond van verdachte als herkenningspunt. Ook verbalisant [verbalisant 2] herkent verdachte onder meer aan zijn mond.
Er zijn de rechtbank tot slot geen omstandigheden gebleken die de herkenningen zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken.
Op grond van de aangifte, de camerabeelden en de herkenningen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met NN02 de aangever heeft opgewacht, hem achterna is gerend en de tenlastegelegde geweldshandelingen heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 28 juli 2022 te Amsterdam, openlijk, aan de openbare weg (te weten de Van Eeghenstraat en Alexander Boersstraat en Jan Luikenstraat en Van de Veldestraat in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , door
- voornoemde [slachtoffer] op te wachten en
- achter voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en aan te rennen en
- voornoemde [slachtoffer] klem te rijden en in te sluiten en
- met voornoemde [slachtoffer] in gevecht te komen en
- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) bij zijn nek/hals vast te pakken en vastgepakt te houden en
- daarbij vervolgens te zeggen: ‘we hebben je’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. Een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht acht de officier van justitie een gepasseerd stadium.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit en geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte heeft ’s nachts samen met een ander het slachtoffer bij zijn woning opgewacht en vervolgens achtervolgd toen het slachtoffer probeerde te vluchten. Uiteindelijk heeft verdachte het slachtoffer klemgereden en laten stoppen, waarna een worsteling is ontstaan. De rechtbank weegt het georganiseerde karakter van het feit in strafverzwarende zin mee. Verder behoort de directe omgeving van je woning bij uitstek een plek te zijn waar je je veilig voelt. Feiten als deze veroorzaken bij de maatschappij in het algemeen en bij het slachtoffer in het bijzonder gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij met zijn handelen heeft bijgedragen aan het ontstaan van dergelijke gevoelens.
De persoon van verdachte
Volgens het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 december 2022 is verdachte eerder veroordeeld voor geweldsfeiten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 11 januari 2023 opgemaakt door T. Clarke, reclasseringswerker. Uit dit rapport volgt dat reclasseringsinterventies niet worden geadviseerd.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, hebben de rechtbanken oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezenverklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten en naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Het oriëntatiepunt voor openlijke geweldpleging zonder dat dit zwaar lichamelijk geweld tot gevolg heeft, is een taakstraf van enige omvang. De rechtbank acht de oplegging van een taakstraf in de onderhavige zaak onvoldoende om recht te doen aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. In deze zaak gelden namelijk als strafverzwarende omstandigheden het georganiseerde karakter, de plaats en het nachtelijke tijdstip van het feit. Anders dan bij openlijke geweldpleging vaker het geval is, was in de onderhavige zaak geen sprake van spontaan ontstaan geweld. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer ’s nachts doelbewust opgewacht bij zijn woning met een onbekend gebleven doel. Het is aan de oplettendheid en voortvarendheid van het slachtoffer te danken dat hij verdachte en zijn mededader heeft weten te ontvluchten. De rechtbank neemt daarnaast als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en dat dit hem er niet van heeft weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen.
Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt voor de tenlastegelegde poging diefstal met geweld en/of poging tot afpersing, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank ziet aanleiding tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf. Hoewel verdachte in de periode voor het plegen van dit feit nog enkele malen in aanraking is geweest met justitie, is hij sinds 2017 niet meer veroordeeld voor lange gevangenisstraffen. Verdachte was voordat hij werd aangehouden voor dit feit bezig met het verkrijgen van betaald werk en leek een beter pad te zijn ingeslagen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte dit weer oppakt. Een voorwaardelijke straf kan verdachte stimuleren om niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zes maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal
worden ten uitvoer gelegd, tenzij anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus voorzitter,
mrs. F.J. Lourens en M.E. van Rijn-Tonino rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S.J.H. Spronk griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2023.