ECLI:NL:RBAMS:2023:4036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
13/100411-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering van een Poolse opgeëiste persoon ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in Nederland

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een Poolse opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een verzoek tot overlevering dat is ingediend door de Poolse autoriteiten, waarbij de opgeëiste persoon wordt beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij meer dan vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft en zijn verblijfsrecht niet zal verliezen door de opgelegde straf.

De rechtbank heeft de feiten en de juridische grondslagen van het EAB grondig onderzocht. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar, waarvan nog 362 dagen resteert. De rechtbank heeft ook gekeken naar de vereisten voor dubbele strafbaarheid en heeft geconcludeerd dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren op basis van artikel 6a van de Overleveringswet, omdat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland kan worden overgenomen. De rechtbank heeft gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen en de opgeëiste persoon in voorlopige hechtenis gehouden tot aan de tenuitvoerlegging van de straf. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/100411-23
Datum uitspraak: 29 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 17 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juni 2020 door
the Circuit Court in Łódź, No. 18 Criminal Division(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juni 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.R. Waaijer, advocaat in Breukelen, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement passed by the Circuit Court in Łódźop 29 april 2014, onherroepelijk sinds 18 mei 2015, met kenmerk
IV K 129/11. Uit onderdeel f) van het EAB blijkt dat ook een procedure in hoger beroep heeft plaatsgevonden, waarbij de aan de opgeëiste persoon opgelegde vrijheidsstraf is verlaagd van vijf naar drie jaar.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon (zowel in eerste aanleg als in hoger beroep) in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich dan ook niet voor.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 362 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een deel van de feiten (te weten: de feiten I en IV) aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 26, te weten (respectievelijk):
deelneming aan een criminele organisatie
handel in gestolen voertuigen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten (te weten: de feiten II, III, V, VI en VII) niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
feit II:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
feit III:
medeplegen van opzetheling
feit V:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit VI:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
feit VII:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een aan hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden over-genomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven.
Aan deze voorwaarde is dus voldaan.
Tweede voorwaarde
De tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander wordt getoetst aan de hand van een verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. Uit de brief van de IND van 5 juni 2023 volgt dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht niet zal verliezen.
Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4.2 weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
Voor wat betreft de onder 4.1 genoemde feiten die vallen onder de twee genoemde lijstfeiten geldt dat dit feiten zijn die naar Nederlands recht strafbaar zijn. Deze feiten leveren op:
feit I
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
feit IV
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd
Ook uit deze Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 47, 140, 311, 317 en 416 Wetboek van Strafrecht 2, 5, 6a en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Łódź, No. 18 Criminal Division(Polen).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.J.F. Ceelie en I. van Heusden, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.