Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift betreffende de inbeslagname van goederen op verzoek van de Deense autoriteiten. Het klaagschrift, ingediend op 4 mei 2023, betreft de inbeslagname van goederen van klager, die in verband wordt gebracht met een strafrechtelijk onderzoek in Denemarken. Klager, geboren in 1976 in Denemarken, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en heeft zijn domicilie gekozen ten kantore van zijn raadsman, mr. A.D. Kloosterman. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 15 juni 2023 was klager zelf niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie, mr. R. Mackor, waren wel aanwezig.
De rechtbank heeft het toetsingskader uiteengezet dat afwijkt van het toetsingskader van beslag op grond van een Europees aanhoudingsbevel, aangezien Denemarken daar niet bij is aangesloten. Klager verzocht om teruggave van een deel van de inbeslaggenomen goederen, waaronder gegevensdragers, met de stelling dat deze goederen niet konden bijdragen aan de waarheidsvinding en pas na 8 maart 2021 in zijn bezit zijn gekomen. De officier van justitie betwistte deze stelling en stelde dat de goederen nog niet beschikbaar waren voor de Deense autoriteiten en dat er een strafvorderlijk belang was om het beslag te handhaven.
De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat bij rechtshulpverzoeken, zoals in dit geval, zoveel mogelijk aan het verzoek gevolg dient te worden gegeven, tenzij er wezenlijke belemmeringen zijn. De rechtbank concludeerde dat de inbeslaggenomen voorwerpen mogelijk konden dienen om de waarheid aan de dag te brengen en dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave. De beslissing werd op 15 juni 2023 gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij klager het recht heeft om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.