De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn ex-vriendin, haar zoon en de buurman en buurvrouw van zijn ex-vriendin door brand te stichten in de achtertuin van zijn ex-vriendin terwijl zij allemaal in bed lagen (te slapen). Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft met de brandstichting welbewust levensgevaar voor anderen veroorzaakt, met name voor zijn ex-vriendin en haar zoon maar ook voor de bewoners voor de naastgelegen woning. De zoon en buurvrouw bevonden zich in de slaapkamers waar de vlammen zijn ingeslagen. Gelukkig was de zoon nog wakker en heeft de hond van de buurvrouw haar wakker gemaakt vanwege de rook die de slaapkamer al binnenkwam. Hierdoor hebben zij alarm kunnen slaan en kunnen vluchten. Maar het had ook heel anders kunnen aflopen als zij al hadden geslapen en niet wakker waren geworden. Dan hadden zij kunnen stikken door de rook of ernstige brandwonden kunnen oplopen door de vlammen. Het is niet aan verdachte te danken dat dit niet is gebeurd. Hij is – naar eigen zeggen – meteen weggerend en heeft zich niet om de mensen in de woningen bekommerd.
Als gevolg van de brand zijn de woningen onbewoonbaar geworden. De slachtoffers wonen nog steeds in een tijdelijke woning in afwachting van de renovatie van hun “oude” woningen. Verder zijn zij al hun (dierbare) bezittingen kwijt als gevolg van de brand. De brand heeft hoogstwaarschijnlijk de kat van de ex-vriendin van verdachte het leven gekost wat tot zeer veel verdriet heeft geleid.
Verdachte heeft met zijn handelen de slachtoffers enorm veel leed aangedaan. Dat blijkt ook uit de slachtofferverklaringen die zij tijdens de zitting hebben voorgedragen. Zij hebben gevoelens van verdriet, angst en boosheid en zijn getraumatiseerd als gevolg van de brand. De ex-vriendin en de buurvrouw zijn ook doorverwezen naar een psycholoog voor behandeling. De ex-vriendin zal EMDR behandelingen ondergaan. Dit is een behandeling die met name wordt toegepast bij mensen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De buurvrouw is (voorlopig) gediagnosticeerd met PTSS en wordt hiervoor behandeld.
Daarnaast heeft de brandstichting, en de daarmee samengaande poging tot doodslag, voor veel maatschappelijke onrust gezorgd.
Samenvattend komen de deskundigen tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis (Yntema constateert ook borderlinetrekken), een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in alcoholgebruik. De psychiater benoemt dat er mogelijk ook nog sprake is van trauma-gerelateerde klachten. De stoornissen zijn in de hele periode van de tenlastegelegde feiten aanwezig en beïnvloedden zijn gedragskeuzes en gedragingen deels. In algemene zin kan worden gesteld dat verdachte vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis geneigd is tot het maken van egocentrische en antisociale keuzes. Vanuit zijn strafdossier komt een patroon van antisociaal en impulsief delictgedrag naar voren. Vanuit de meervoudige problematiek, de hieruit voortvloeiende hoge mate van impulsiviteit, inadequate coping en stressvolle situationele factoren is er vermoedelijk sprake (geweest) van enige doorwerking van de antisociale persoonlijkheidsstoornis in het ten laste gelegde. Verdachte geeft te kennen ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van cannabis en alcohol te zijn geweest. In meer algemene zin leidt cannabisgebruik tot vermindering in reflecterend en mentaliserend vermogen, waardoor grenzen vervagen. Het gebruik van alcohol werkt eveneens ontremmend. Verdachte is goed op de hoogte van de werking van alcohol en de mogelijke negatieve effecten daarvan. Anderzijds kan verdachte vanuit zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en bijbehorende impulscontrole- en regulatieproblemen zijn gebruik van middelen moeilijk controleren. Ook kan in algemene zin worden gesteld dat verdachte in de periode rondom ten laste gelegde in stressvolle omstandigheden verkeerde. Er was sprake van relatieproblemen, financiële stress en hij had geen eigen woning. Vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis schieten de coping strategieën van verdachte tekort en is hij verminderd in staat om zijn keuzemogelijkheden adequaat af te wegen. De psychiater en psycholoog adviseren om verdachte de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
8.3.1Motivering van de op te leggen tbs-maatregel
Rapportages deskundigen
De psychiater en psycholoog hebben in hun rapporten geconcludeerd dat het noodzakelijk is voor de beperking van de kans op recidive dat verdachte een intensieve behandeling ondergaat, gericht op het ombuigen van disfunctionele cognitieve schema’s, impulscontrole en het werken aan het problematische middelengebruik (cannabis en alcohol). Eerdere behandeling en toezicht vanuit de reclassering zijn mislukt of niet van de grond gekomen, mede omdat verdachte zich hiervoor onvoldoende gemotiveerd toonde. Voorts dient een behandeling zich vooral in praktische zin te richten op het aanleren van adequate coping strategieën bij het oplopen van stress en spanning en het creëren van zelfinzicht. Het motiveren van verdachte voor behandeling zou al beschouwd kunnen worden als een behandeldoel op zichzelf.
Verdachte zegt momenteel enigszins open te staan voor hulp, waarbij hij problemen met agressieregulatie en met middelen bij zichzelf erkent. De beschreven persoonlijkheidsstoornis, impulsiviteit en het patroon van terugkerende geweldsdelicten en antisociaal gedrag vereisen een langdurige gestructureerde behandeling teneinde de kans op recidive te kunnen verkleinen. Gezien de ernst van de problematiek, het hoge recidiverisico en de geringe intrinsieke motivatie van verdachte wordt een intensieve behandeling, in de vorm van een opname in een forensische (dubbele diagnose) kliniek geïndiceerd c.q. noodzakelijk geacht. In een forensische psychiatrische kliniek (FPK) zou verdachte behandeld kunnen worden en deze behandeling zal zich in het eerste jaar moeten richten op het aanpakken van zijn verslavingsproblemen en het verbeteren van zijn copingvaardigheden. Daarna zou een behandeling geheel gericht moeten zijn op het resocialiseren en het opstarten van continuïteit van zorg buiten detentie en een FPK en gerichte preventie van recidive.
Volgens de deskundigen valt te verwachten dat verdachte niet op vrijwillige basis optimaal van de geboden hulpverlening zal kunnen profiteren. Gezien de noodzaak van een langdurig traject, de ernst van het ten laste gelegde en het eerder mislukken van behandelingen in een ambulant kader, is een behandeling vanuit een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar en wordt een stevig kader als een tbs-maatregel noodzakelijk geacht.
Behandeling van verdachte dient bij aanvang klinisch te starten. Dit zou gerealiseerd kunnen worden vanuit een forensische setting zoals een FPK. Het beveiligingsniveau van een FPK is nodig, gelet op de hoge kans op recidive.
De psycholoog adviseert om ondanks de eerdere mislukte pogingen om bijzondere voorwaarden op te leggen toch een dergelijke klinische behandeling in een FPK onder toezicht van de reclassering op te leggen. Verdachte heeft niet eerder behandeling gehad, en nooit eerder een klinische behandeling opgelegd gekregen. Dit kan in een stevig en langdurig kader van een tbs-maatregel met voorwaarden zodat hij goed gevolgd kan worden. Indien verdachte voornoemde voorwaarden niet zou naleven, kan omzetting van deze maatregel naar een tbs-maatregel met dwangverpleging volgen.
Dit laatste is door de psycholoog als advies overwogen, maar gelet op het feit dat verdachte vooralsnog (extrinsiek) gemotiveerd is om zich te committeren aan een hem opgelegde behandeling, lijkt een dergelijke maatregel nog een stap te ver. Mocht hij echter vast blijven houden aan het weigeren van behandeling, dan wordt TBS met dwangverpleging geadviseerd.
De psychiater stelt wel de vraag of verdachte in staat geacht kan worden om zich voldoende te committeren aan de voorwaarden. Tot op heden heeft hij regelmatig opgelegde bijzondere voorwaarden geschonden en was samenwerking met de reclassering zeer moeizaam. Hij adviseert om de reclassering de precieze voorwaarden en een inschatting van de haalbaarheid daarvan te laten onderzoeken. Mocht een tbs met voorwaarden niet haalbaar worden geacht, wordt de maatregel tbs met dwangverpleging geadviseerd.
Tenslotte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 16 mei 2023, opgemaakt door C.S. Pruis. Hieruit blijkt dat de houding van verdachte een risicofactor vormt. In het verleden is sprake geweest van meerdere reclasseringstrajecten in een voorwaardelijk kader. Deze hebben onvoldoende geleid tot gedragsverandering en recidivebeperking. De houding van verdachte ten aanzien van behandeling en begeleiding werd tot dusver gekenmerkt door een wantrouwen ten aanzien van de hulpverlening, onvoldoende probleem- en zelfinzicht en de neiging de verantwoordelijkheid voor problematiek bij anderen te leggen of te wijzen op externe
omstandigheden. Er was sprake van onvoldoende responsiviteit en het kostte verdachte moeite om afspraken na te komen. Tijdens zijn huidige detentie lijkt betrokkene echter een positievere houding te hebben gekregen ten aanzien van de noodzaak tot behandeling en begeleiding. Een strafoverplaatsing van [naam JC] ) naar de [naam PI] lijkt hieraan tevens bijgedragen te hebben. Verdachte erkent op dit moment de problematiek op het gebied van de agressieregulatie en op het gebied van middelen, en zegt hiervoor hulp in justitieel kader te willen.
Ondanks het feit dat vooralsnog niet volledig duidelijk is of verdachte – ondanks het uiten van de nodige ‘goede voornemens’ – daadwerkelijk in staat is om zich aan de stringente voorwaarden te houden die aan de orde zijn bij een tbs-maatregel met voorwaarden, wil de reclassering verdachte wel het voordeel van de twijfel geven. De reclassering adviseert positief over de tbs-maatregel met voorwaarden onder de in het advies opgenomen voorwaarden. C.S. Pruis heeft ter zitting het reclasseringsadvies nog verder toegelicht en heeft te kennen gegeven verdachte nog steeds het voordeel van de twijfel te willen geven. Zij heeft het advies tot het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden gehandhaafd. Zij heeft ook verwezen naar een e-mail van de casemanager van de Penitentiaire Inrichting Lelystad waaruit blijkt dat verdachte zich goed gedraagt.
Oordeel rechtbank
De rechtbank kan zich deels verenigen met de conclusies van de deskundigen en is van oordeel dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in alcoholgebruik. Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of – ter bescherming van de maatschappij – een tbs-maatregel aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Niet alleen is gebleken dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, maar ook dat sprake is van een groot recidivegevaar, gelet op het eerder mislukte toezicht vanuit de reclassering van verdachte en de conclusies van de deskundigen. Eerder opgelegde straffen hebben niet structureel geleid tot gedragsverandering. De deskundigen achten de kans op recidive van geweldsdelicten hoog.
Om het gevaar voor recidive te kunnen verminderen, om de problematiek van verdachte zoveel mogelijk te beperken en ter optimale bescherming van de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat alleen kan worden volstaan met een tbs-maatregel met dwangverpleging. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van die maatregel. De rechtbank komt tot deze beslissing vanwege de houding van verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten en ten aanzien van behandeling en begeleiding. Deze houding wordt gekenmerkt door onvoldoende probleem- en zelfinzicht en de neiging om de verantwoordelijkheid voor problematiek bij anderen te leggen of te wijzen op externe omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook tijdens de zitting de verantwoordelijkheid voor zijn problemen vooral bij anderen gelegd en heeft hij geen duurzame bereidheid getoond om zich te houden aan eventueel aan hem op te leggen voorwaarden. Door de reclassering is weliswaar naar voren gebracht dat verdachte een positievere houding heeft gekregen sinds hij in de P.I. Lelystad is gedetineerd, maar de rechtbank vindt dat hiermee geen sprake is van een duurzame bereidheid gelet op het feit dat verdachte nog maar sinds 6 april 2023 in de [naam PI] zit. De rechtbank heeft er daarom onvoldoende vertrouwen in dat verdachte daadwerkelijk in staat is om zich aan een tbs-maatregel met voorwaarden te kunnen houden.
De bewezen verklaarde feiten onder 1 primair en 2 betreffen misdrijven als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht en misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van een tbs-maatregel is dan ook voldaan. Voor deze feiten wordt de maatregel opgelegd.
De duur van de tbs-maatregel is niet in tijd beperkt. De door verdachte begane misdrijven waren gericht tegen en veroorzaakten gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De terbeschikkingstelling kan dan ook de duur van vier jaren te boven gaan.