ECLI:NL:RBAMS:2023:4008

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
C/13/725715 / FA RK 22-7305
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over een minderjarige in het kader van de voogdij

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007. De vader, die op een geheim adres in Amersfoort woont, heeft verzocht om belast te worden met het ouderlijk gezag over zijn dochter, die sinds 25 augustus 2020 bij hem woont. De moeder en de voogd, [de voogd], zijn ook betrokken in deze procedure. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de voogdij van de opa te beëindigen en de vader met het gezag te belasten, omdat er zorgen waren over de opvoedsituatie bij de opa. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van [minderjarige] op zich heeft genomen en dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van het kind verwaarloosd zouden worden bij toekenning van het gezag aan de vader. De rechtbank heeft daarom besloten dat het gezag over [minderjarige] aan de vader zal toekomen, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Scherphof.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/725715 / FA RK 22-7305
Beschikking van 30 januari 2023 betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te Amersfoort op een geheim adres,
hierna te noemen de vader.
betreffende:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder.
[de voogd] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de voogd.
Jeugdbescherming regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het door de Raad uitgebrachte rapport met advies, ingekomen op 18 november 2022.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is, zoals afgesproken, nog het volgende stuk ontvangen:
- het verzoekschrift van de vader, ingekomen op 25 januari 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 januari 2023.
Verschenen zijn:
  • mevrouw [naam 1] , namens de Raad;
  • de moeder;
  • mevrouw [naam 2] , namens de GI.
1.4.
De vader en de voogd zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen. De vader en de voogd hebben aan de medewerker van de Raad aangegeven niet de confrontatie met elkaar aan te willen gaan en zijn daarom ten tijde van de mondelinge behandeling niet verschenen.
1.5.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om haar mening te geven over het verzoek. Zij heeft van deze mogelijkheid geen gebruikt gemaakt.
1.6.
Door de Raad is een verzoek ingediend om de voogdij over [minderjarige] te beëindigen en is geadviseerd de vader te belasten met het ouderlijk gezag. Ten tijde van de mondelinge behandeling is gebleken dat er echter geen verzoek door de vader is ingediend om met het gezag over [minderjarige] belast te worden, zodat er bij de beëindiging van de voogdij een gezagsvacuüm zou ontstaan. Aan de vader is derhalve de mogelijkheid geboden om binnen twee weken na de zitting een dergelijk verzoek in te dienen, wat de vader ook heeft gedaan.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007
hierna te noemen: [minderjarige] of de minderjarige.
2.2.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 maart 2017 is moeder ontheven uit het gezag en is [de voogd] , opa mz, tot voogd benoemd.
2.4.
[minderjarige] verblijft sinds 25 augustus 2020 feitelijk bij haar vader. Volgens het uittreksel uit het systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen staat [minderjarige] sinds 1 mei 2021 ingeschreven op het adres van de vader.

3.De verzoeken

3.1.
De Raad verzoekt strekt ertoe de voogd te ontslaan uit zijn bediening en vader, conform diens verzoek, te belasten met het gezag.
3.2.
De Raad heeft daartoe aangevoerd dat er al langere tijd zorgen waren over de opvoedsituatie bij opa mz. Dit is de reden dat [minderjarige] in april 2020 onder toezicht is gesteld van de GI. Sinds het uitspreken van de OTS weigerde opa iedere vorm van medewerking. Hierdoor bleven de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan. Sinds augustus 2020 woont [minderjarige] bij de vader. Opa is erg negatief over de vader, wil absoluut niet dat [minderjarige] bij de vader gaat wonen en weigert haar te bezoeken. Dit maakt dat [minderjarige] het gevoel heeft dat zij tussen haar opa en vader moet kiezen.
Er zijn daarnaast ook praktische problemen. Zo wilde opa geen toestemming geven voor de aanvraag van een paspoort en wilde hij geen toestemming geven voor inschrijving van [minderjarige] bij vader. Er is geen contact tussen opa en vader.
Sinds [minderjarige] bij vader woont heeft zij een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Ze doet het goed op school, ziet er verzorgd uit en zit goed in haar vel. Volgens de GI ligt het perspectief van [minderjarige] bij vader. Vader kan [minderjarige] de emotionele beschikbaarheid en structuur bieden die zij nodig heeft. Het is van belang dat [minderjarige] duidelijkheid krijgt over haar opvoedperspectief. De Raad adviseert vader te belasten met het gezag over [minderjarige] .
3.3.
De vader heeft verzocht om hem te belasten met het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont nu enige tijd bij de vader en hij wil de verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . Daar hoort het ouderlijk gezag bij.

4.De standpunten

De Raad en de GI hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het wenselijk is dat vader wordt belast met het gezag. [minderjarige] wordt immers opgevoed door vader en daarom dient hij ook de beslissingen over haar te kunnen nemen.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Indien sprake is van een voogdijmaatregel kan dit verzoek op grond van lid 4 slechts worden afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
Hieruit blijkt dat de wet uitgaat van een voorkeur voor de ouder bij de gezagsuitoefening als het gezag nog open staat of als een derde de voogdij over de minderjarige uitoefent.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling en uit het ingediende rapport door de Raad is gebleken dat [minderjarige] bij vader woont en ook door hem wordt opgevoed. De rechtbank overweegt dat zij het in het belang van [minderjarige] acht dat degene die haar opvoedt, ook de beslissingen over haar kan nemen.
5.3.
Nu geen gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek van de vader de belangen van de minderjarige zouden worden verwaarloosd, kan de vader met toepassing van artikel 1:253c, vierde lid BW worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
5.4.
In artikel 1:281, eerste lid, aanhef en onder b, BW is bepaald dat de voogdij eindigt op de dag waarop in kracht van gewijsde is gegaan de beschikking waarbij het gezag over de onder voogdij staande minderjarige aan een of beide ouders is opgedragen.

6.De beslissing

6.1.
bepaalt dat aan de vader, [de vader] , het gezag zal toekomen over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. K. Oldekamp-Bakker, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Scherphof, griffier, op 30 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).