ECLI:NL:RBAMS:2023:4004

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 627
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping naheffingsaanslag parkeerbelasting en toekenning proceskostenvergoeding

Op 31 maart 2022 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan eiser, die hiertegen bezwaar heeft gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 23 december 2022 concludeerde de heffingsambtenaar dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Echter, ambtshalve werd het bezwaarschrift gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. De heffingsambtenaar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat het bezwaar ambtshalve was behandeld.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van de proceskostenvergoeding, met het argument dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat de heffingsambtenaar dit nader had moeten onderzoeken. In het verweerschrift erkende de heffingsambtenaar dat het bezwaarschrift inderdaad tijdig was ingediend, waardoor het beroep gegrond was. De rechtbank heeft de zaak op 26 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser niet. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover daarin geen vergoeding voor de proceskosten van eiser was toegekend, en bepaalde dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak op bezwaar. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 806,25 aan eiser aan proceskosten in bezwaar en het griffierecht van € 50,- moest ook aan eiser worden vergoed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep zich alleen richtte tegen het niet toekennen van een proceskostenvergoeding, en dat het bezwaar ontvankelijk was, wat leidde tot de herroeping van de naheffingsaanslag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/627

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

26 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

( [gem. eiser] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [gem. verweerder] ).
Zitting hebben:
mr. M.W. Speksnijder, rechter,
S. Pecorino, griffier.

Procesverloop

Op 31 maart 2022 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 23 december 2022 heeft verweerder geconcludeerd dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en dus niet-ontvankelijk is. Ambtshalve heeft verweerder het bezwaarschrift gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Omdat het bezwaar ambtshalve is behandeld, heeft verweerder geen proceskostenvergoeding als bedoeld in 7:15 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht toegekend.
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen het afwijzen van de proceskostenvergoeding met het standpunt dat het bezwaar wel tijdig was en dat verweerder daar nader onderzoek naar had moeten doen.
In het verweerschrift heeft de verweerder aangegeven dat het bezwaarschrift inderdaad tijdig was en dat het beroep dus gegrond is.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de verweerder. De gemachtigde van eiser is niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover daarin geen vergoeding voor de proceskosten van eiser in bezwaar is toegekend;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 806,25 aan eiser aan proceskosten in bezwaar en beroep.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat het beroep zich alleen richt tegen het niet toekennen van een vergoeding voor de kosten van de bezwaarprocedure in de uitspraak op bezwaar. In het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar erkend dat in de uitspraak op bezwaar ten onrechte geen proceskostenvergoeding is toegewezen, nu het bezwaar ontvankelijk was en het besluit van 31 maart 2022 naar aanleiding daarvan is herroepen.
2. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover daarbij geen vergoeding voor de proceskosten in bezwaar is toegewezen.
3. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en veroordeelt de heffingsambtenaar in de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het gewicht van de zaak in bezwaar vastgesteld op 0.5. Voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een bezwaarschrift en de hoorzitting) in de bezwaarfase worden twee punten toegekend à € 597,- per punt.
4. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar verder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten in beroep. Voor het indienen van een beroepschrift wordt één punt toegekend, à € 837,-. Het gewicht van de zaak wordt in beroep vastgesteld op 0.25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van S. Pecorino, griffier, op 26 juni 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.