Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de betalingsverplichting van eiser
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, erkend als gedupeerde van de toeslagenaffaire, en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst om een lening van hem niet over te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst op 1 mei 2021 een opeisbare vordering van € 2.500,- op eiser had, die voortkwam uit een lening met een hoofdsom van € 180.000,-. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst deze betalingsverplichting moest overnemen en betalen, en dat het eerdere besluit van de Belastingdienst in dit opzicht vernietigd moest worden.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 2.868,-, die door de Belastingdienst vergoed moeten worden. Eiser had daarnaast een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat hij vond dat hij ongelijk werd behandeld ten opzichte van andere gedupeerden die hun betalingsverplichtingen niet nakwamen. De rechtbank heeft dit beroep afgewezen, omdat de regeling voor het overnemen van schulden specifiek gericht is op gedupeerden die in financiële problemen verkeren en niet op degenen die hun verplichtingen wel nakomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van gelijke gevallen en dat de Belastingdienst gerechtvaardigd onderscheid maakt tussen deze groepen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.