In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een incident dat volgde op een hoofdzaak waarin [eiser] een vordering had ingesteld tegen de besloten vennootschap Otentica B.V. [eiser] vorderde betaling van een factuur van € 7.139,00, maar stelde ook een verzoek in om de naam van de gedaagde partij te wijzigen naar Holding, de moedermaatschappij van Otentica. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Otentica pas na de factuurdatum is opgericht en dat [eiser] abusievelijk Otentica heeft gedagvaard in plaats van Holding. De kantonrechter oordeelde dat Otentica en Holding twee afzonderlijke rechtspersonen zijn en dat het verzoek om naamswijziging niet kan worden toegewezen, omdat dit zou leiden tot een partijwissel, wat niet mogelijk is zonder een rectificatieverzoek.
Daarnaast heeft [eiser] verzocht om Otentica in vrijwaring op te roepen, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] niet had aangetoond dat, indien zijn vordering op Otentica zou worden afgewezen, Holding aansprakelijk zou zijn voor de gevolgen. De kantonrechter heeft [eiser] in de proceskosten van het incident veroordeeld, die zijn begroot op € 330,00, met nakosten van € 132,00. De zaak zal op 4 juli 2023 weer op de rol komen voor beraad en mondelinge behandeling.