ECLI:NL:RBAMS:2023:3982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
13-323611-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging zware mishandeling van levensgezel door onduidelijkheid over letsel

In de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel, heeft de rechtbank Amsterdam op 22 juni 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd met een mes in de vingers van de levensgezel te snijden en de deur met kracht dicht te slaan terwijl haar vingers tussen de deur en de deurpost zaten. De feiten vonden plaats op 9 december 2022 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 8 juni 2023 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Lub, die een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het letsel van de levensgezel niet door de verdachte was veroorzaakt. De aangeefster kon zich niet goed herinneren wat er was gebeurd en er was geen bewijs dat de verdachte het letsel had toegebracht. De rechtbank oordeelde dat het letsel niet kon worden toegeschreven aan de verdachte, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. Tevens werd de vordering tot schadevergoeding afgewezen, omdat er geen veroordeling was. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan een strafbaar feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.323611.22
Parketnummer vordering tul: 13.123076.22
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende op [adres verdachte] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023 Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Lub en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B. Snoeij naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht dat hij
op of omstreeks 9 december 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan (zijn levensgezel) [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (gedeeltelijk) doorgesneden vinger(s) en/of pees/pezen en/of zenuw(en) en/of een of meer (gedeeltelijk) beschadigde, gebroken, vinger(s) en/of pees/pezen en/of zenuw(en)en/of aangetaste en/of verminderd werkende vinger-functionaliteiten, heeft toegebracht door
- met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp, in een of meer vinger(s) van deze [slachtoffer] te snijden en/of te steken en/of
- de deur (met kracht) dicht te slaan en/of dicht te gooien terwijl de vinger(s) van deze [slachtoffer] zich tussen de deur en de deurpost bevonden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn levensgezel) [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp, die [slachtoffer] in een of meer vinger(s) heeft gesneden en/of heeft gestoken en/of
- de deur (met kracht) heeft dichtgeslagen en/of dichtgegooid terwijl de vinger(s) van deze [slachtoffer] zich tussen de deur en de deurpost bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door,
- met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp, die [slachtoffer] in een of meer vinger(s) te snijden en/of te steken en/of
- de deur (met kracht) dicht te slaan en/of dicht te gooien terwijl de vinger(s) van deze [slachtoffer] zich tussen de deur en de deurpost bevonden;

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de primair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen kan worden verklaard en vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaar.
Tevens vordert de officier van justitie dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Verder vordert hij dat aan verdachte een contactverbod met mevrouw [slachtoffer] wordt opgelegd. Daarnaast vordert hij dat de bijzondere voorwaarden dadelijke uitvoerbaar zijn.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft dit als volgt gemotiveerd. Aangeefster heeft verklaard zich niet goed te herinneren wat er is gebeurd en denkt dat zij met haar hand tussen de deur heeft gezeten. In het letselrapport van de Forensisch Deskundige van de GGD staat dat aangevallen te zijn met een mes een goed passende verklaring is voor het letsel en dat dit niet geldt voor het tussen de deur hebben gehad van de hand. In eerste instantie is er geen mes aangetroffen. Op het aardappelschilmesje dat later in de bestekbak is aangetroffen, zijn geen bloedresten gevonden. Hoe aangeefster aan haar letsel komt, blijft een raadsel. Naast dat aangeefster gewond is en verklaard heeft dat dit mogelijk is veroorzaakt doordat zij met haar hand tussen de deur heeft gezeten, is er geen bewijs dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt. Daarbij heeft verdachte steeds consistent verklaard dat hij TV zat te kijken en niet weet hoe aangeefster gewond is geraakt.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat aangeefster [slachtoffer] ernstig gewond is aan haar hand. Verdachte was in de woning aanwezig. Beiden waren onder invloed van alcohol. Aangeefster zegt aanvankelijk niet te weten hoe zij aan het letsel komt en verklaart dat zij mogelijk met haar hand tussen de deur en de deurpost heeft gezeten. In haar tweede verklaring verklaart zij weliswaar dat verdachte met een mes aan het rondrennen was, maar dat hij haar duwde en toen gebeurde dit. Haar hand kwam tussen de deur. In het letselrapport van het Amsterdam UMC van 9 december 2022 wordt geconcludeerd dat er sprake is van een uitgebreide snijwond in de wijsvinger en een snijwond in de duim. Ook het letselrapport van de GGD opgesteld door drs. [naam rapporteur GGD] , geeft geen uitsluitsel over de oorzaak van het letsel nu daarin alleen de waarschijnlijkheid van twee mogelijke oorzaken van het letsel tegen elkaar af worden gewogen.
Gelet op voorgaande valt niet vast te stellen hoe het letsel van aangeefster precies is ontstaan en dat het door verdachte is toegebracht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

4.De schadevergoedingsmaatregel

Ter terechtzitting is door de begeleidster van aangeefster namens aangeefster verklaard dat zij voornemens was een vordering tot schadevergoeding in te dienen, bestaande uit een materieel deel en een immaterieel deel. Omdat aangeefster onder curatele staat, moet de vordering ingediend te worden door de curator. Deze heeft voorafgaand aan de zitting aangegeven dat zij onvoldoende tijd heeft gehad de materiële schade te onderzoeken.
Het verzoek om de behandeling ter zitting aan te houden om de curator van de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen een onderbouwde vordering tot schadevergoeding in te dienen is afgewezen. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat zij op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de bevoegdheid heeft om de schade te schatten.
4.1.
Het standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de schade van aangeefster is de officier van justitie van mening dat zij immateriële schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Een bedrag van € 3.000,- is redelijk. De materiële schade is moeilijk vast te stellen, nu niet inzichtelijk is waar deze uit bestaat en op dit moment niet inzichtelijk is te maken. Hij refereert zich ten aanzien van de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.
Het standpunt verdediging
De raadsman verzet zich tegen toewijzing van enig bedrag aan schadevergoeding, nu onduidelijk is wat de schade is die door aangeefster is geleden en welke schade in aanmerking komt voor vergoeding.
4.3.
Het oordeel rechtbank
Artikel 36f lid 1 eerste volzin Sr houdt in.
“Aan degene die bij rechterlijke uitspraak wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld tot een straf (…), kan de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer of de personen genoemd in artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.”
Dit betekent in deze zaak dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel alleen mogelijk is bij een veroordeling van de verdachte tot een straf. Omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde komt de rechtbank niet toe aan vergoeding van schade op grond van artikel 36f Sr. D

5.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 14 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 12.123076.22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 30 augustus 2022 van de politierechter in Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte is meegedeeld.
5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de eerdere, onder parketnummer 13.123076.22 voorwaardelijk opgelegde straf.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman geeft aan dat de vordering moet worden afgewezen indien de rechtbank verdachte zal vrijspreken.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen. Niet is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, omdat verdachte wordt vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. D. Bode en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
22 juni 2023.