ECLI:NL:RBAMS:2023:3981

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
13-845147-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag bij overleden verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van een in beslag genomen geldbedrag van € 4.500,-. De vordering is ingediend in het kader van een strafzaak tegen de overleden verdachte, die zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan twee economische delicten, namelijk de handel in geneesmiddelen zonder vergunning en de verkoop van producten van beschermde diersoorten zonder de benodigde vergunningen. De verdachte, geboren in 1962, overleed op 20 mei 2021, voordat er een onherroepelijke uitspraak in zijn strafzaak was gedaan.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die op 21 juli 2022 was ingediend, en de inhoudelijke toelichting daarop van 23 maart 2023. De rechtbank heeft de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord en vastgesteld dat het in beslag genomen geldbedrag grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettelijke erfgenamen van de verdachte bekend zijn, wat de verbeurdverklaring van het geldbedrag verder ondersteunt.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het geldbedrag van € 4.500,- verbeurd verklaard. Tevens is gelast dat deze beslissing openbaar wordt gemaakt in de Nederlandse Staatscourant en in de Leeuwarder Courant. De beslissing is gegeven door de voorzitter en twee andere rechters, en is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-845147-18
Rekestnummer: 23-005778
Beschikking van de raadkamer in strafzaken op de op 3 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie op grond van artikel 16 van de Wet op de economische delicten (WED) en artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak van:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats] ,
overleden te [geboorteplaats] op 20 mei 2021,
destijds wonende op [adres verdachte] (hierna “ [verdachte] ”).

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie d.d. 21 juli 2022, de inhoudelijke toelichting hierop van de officier van justitie van 23 maart 2023 en van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen [verdachte] als verdachte (met parketnummer 13-845147-18).
De rechtbank heeft op 20 april 2023 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

De vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering strekt tot verbeurdverklaring van een onder [verdachte] in beslag genomen contant geldbedrag van (in totaal) € 4.500,-. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Voordat in de strafzaak van [verdachte] onherroepelijk uitspraak is gedaan in eerste aanleg, is hij overleden.
Het is aannemelijk dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan twee economische delicten, te weten overtreding van:
  • artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet (strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1
  • artikel 3.37 lid 1 van de Wet natuurbescherming jo. artikel 3.14 van de Regeling natuurbescherming jo. artikel 4 van de Basisverordening EG nr. 338/97 (CITES-basisverordening) (strafbaar gesteld in artikel la onder 1
[verdachte] heeft diverse geneesmiddelen en producten van beschermde uitheemse diersoorten, of producten van (delen van) beschermde dieren, via de websites Marktplaats.nl en Tweedehands.nl te koop aangeboden zonder over de daarvoor benodigde vergunningen te beschikken. Uit de betalingsgegevens bleek dat de rekening waarop betaald diende te worden op naam stond van [verdachte] .
De officier van justitie verzoekt het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd te verklaren. Dit geldbedrag is ook vatbaar voor verbeurdverklaring omdat het geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.

De beoordeling

De rechtbank kan, indien aannemelijk is dat iemand die, voordat in zijn zaak een onherroepelijke uitspraak is gedaan, is overleden, zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict, bij beschikking op de vordering van het openbaar ministerie de verbeurdverklaring van al in beslag genomen voorwerpen uitspreken (artikel 16 WED).
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering van de officier van justitie uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1. Uit de akte van overlijden van de gemeente [geboorteplaats] van 26 mei 2021blijkt dat [verdachte] is overleden op 20 mei 2021 in de gemeente [geboorteplaats] .
2. [verdachte] werd ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan twee economische delicten. Kortgezegd: de handel in producten van beschermde uitheemse diersoorten, of producten van (delen van) beschermde dieren, zonder invoervergunning en de handel in geneesmiddelen zonder handelsvergunning. Uit het daartoe opgemaakte strafdossier blijkt het volgende.
Op 15 mei 2018 is een strafrechtelijk onderzoek opgestart. Het onderzoek is gericht op de handel via internet van mogelijk (i) goederen uit Azië van objecten waarin (delen van) beschermde dieren zijn verwerkt en (ii) geneesmiddelen. De kopers van deze dierlijke producten en geneesmiddelen dienden de bedragen van hun aankopen over te maken op de rekening van [verdachte] . In het onderzoek wilde men achterhalen of [verdachte] voornoemde goederen heeft verkocht in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving. Hiertoe zijn zowel te koop aangeboden dierlijke producten als de te koop aangeboden geneesmiddelen onderzocht.
3. Wat betreft de te koop aangeboden (mogelijke) dierlijke producten is in augustus 2018 via pseudokoop een cobra slangenleren riem besteld via de webshop [website webshop 1] en geleverd. Uit onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is gebleken dat de riem grotendeels gemaakt was van beschermde slangensoort, de brilcobra. De brilcobra (wetenschappelijke naam “naja kaouthia”) is een beschermde slang ingevolge bijlage B van de CITES-basisverordening. Er zaten geen verplichte CITES-documenten bij de slangenleren riem. Bij een andere webshop, [website webshop 2] , zijn via pseudokoop een cobra slangenleren riem en een krokodillenleren riem besteld en geleverd. Deze riemen zijn onderzocht. Geconcludeerd kon worden dat één lederen riem vervaardigd was van de huid van de op basis van de CITES-basisverordening beschermde Thaise cobra. De tweede riem was vervaardigd van krokodillenleer en de riem en gesp waren gemaakt van de gelooide huid van een krokodilachtige. Deze soort (wetenschappelijke naam “crocodylia spp”) staat als hele familie vermeld in bijlage B van de CITES-basisverordening.
4. [verdachte] heeft verklaard dat hij geen vergunning heeft om te handelen in geneesmiddelen. Tijdens het onderzoek is gebleken dat [verdachte] sinds eind maart 2020 stond ingeschreven op het adres van zijn vader in [plaats] . Op 25 juni 2020 heeft een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. Daarbij zijn gegevensdragers, zakjes met pillen die Tramadol blijken te bevatten en contante geldbedragen ter hoogte van € 3.000, € 1.000 en € 500 inbeslaggenomen. Op de aangetroffen geldbedragen is conservatoir beslag gelegd. [verdachte] is als verdachte gehoord. Hij bekende de goederen te hebben verkocht via internet, maar ontkende het strafbare karakter daarvan.
5. De rechtbank vindt het op grond van voorgaande samenvatting van de bewijsmiddelen in het strafdossier aannemelijk dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de economische delicten, zoals hiervoor onder 2 zijn beschreven.
6. De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 4.500,- aan beslagene toebehoort en geheel of grotendeels door middel van of uit baten van deze strafbare feiten is verkregen.
Uit onderzoek door het Openbaar Ministerie zijn geen wettelijke erfgenamen bekend geworden.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen.

De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De rechtbank wijst de vordering toe.

De rechtbank verklaart verbeurd het geldbedrag van € 4.500,-
De rechtbank gelast de openbaarmaking van deze beslissing in de Nederlandse Staatscourant en in de Leeuwarder Courant.
De rechtbank gelast voorts de betekening van deze beslissing aan [adres verdachte] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. F.J. Lourens en N.M. Simons, rechters
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023.
Elke belanghebbende kan binnen drie maanden na de in het vorige lid bedoelde openbaarmaking of betekening een bezwaarschrift ter griffie indienen.