In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van een in beslag genomen geldbedrag van € 4.500,-. De vordering is ingediend in het kader van een strafzaak tegen de overleden verdachte, die zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan twee economische delicten, namelijk de handel in geneesmiddelen zonder vergunning en de verkoop van producten van beschermde diersoorten zonder de benodigde vergunningen. De verdachte, geboren in 1962, overleed op 20 mei 2021, voordat er een onherroepelijke uitspraak in zijn strafzaak was gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die op 21 juli 2022 was ingediend, en de inhoudelijke toelichting daarop van 23 maart 2023. De rechtbank heeft de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord en vastgesteld dat het in beslag genomen geldbedrag grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettelijke erfgenamen van de verdachte bekend zijn, wat de verbeurdverklaring van het geldbedrag verder ondersteunt.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het geldbedrag van € 4.500,- verbeurd verklaard. Tevens is gelast dat deze beslissing openbaar wordt gemaakt in de Nederlandse Staatscourant en in de Leeuwarder Courant. De beslissing is gegeven door de voorzitter en twee andere rechters, en is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023.