ECLI:NL:RBAMS:2023:398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
13/266908-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, met verminderd toerekeningsvatbaarheid en tbs-maatregel met dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De bedreigingen vonden plaats tussen 20 en 21 september 2021 in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1965 en momenteel gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, heeft tijdens de zitting op 10 januari 2023 verklaard dat zij niet de intentie had om de bedreigingen te realiseren. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de bedreigingen ernstig waren en dat de aangeefster, die ook de behandelaar van de verdachte was, daadwerkelijk vrees had voor haar leven. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien de psychische stoornissen die bij haar zijn vastgesteld. De rechtbank heeft besloten om geen straf op te leggen, maar heeft wel de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd, omdat de verdachte een gevaar voor anderen vormt en een hoog recidiverisico heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om de verdachte te stabiliseren en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De tbs-maatregel is ongemaximeerd opgelegd, gezien de ernst van de bedreigingen en het risico op herhaling van geweldsmisdrijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/266908-21 (Promis)
Datum uitspraak: 24 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
nu gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum op het adres
[detentieplaats] en aldaar ook ingeschreven.

1.Onderzoek ter zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van
10 januari 2023.
De rechtbank heeft op de pro formazitting van 21 oktober 2022 beslist dat aan verdachte op grond van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een raadsman wordt toegevoegd. Daarom is de zaak, met toepassing van artikel 495b Sv, achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw
mr. S.M. van der Veen en van wat verdachte en haar raadsman mr. S. Burmeister naar voren hebben gebracht.
De voorzitter van de rechtbank heeft mevrouw A.Z. Botermans, psychiater in het Pieter Baan Centrum (PBC) in [plaats] , bijzondere toegang verleend tot bijwoning van de besloten zitting en haar ter zitting als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat zij zich tussen 20 en 21 september 2021 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door:
- tegen [aangeefster] te zeggen:
“Als [voornaam] nog maar enige vorm van verplichte zorg doorzet dan ga ik haar wat aandoen!”en
“Als [voornaam] of jullie doorgaan met verplichte dwangbehandeling dan snijd ik haar helemaal open!”en
- via een spraakbericht/e-mail tegen [aangeefster] te zeggen:
“Jij gaat eraan, [naam 1] ! Je weet wat er met mijn oma is gebeurd, dat delict wat in de kranten heb gestaan! Nou meissie, wat ik met [naam 1] ga doen, dat zal wat met mijn oma is gebeurd in het kwadraat zijn! Er blijft niets meer van over. Ik dreig helemaal niet smerige bitch, valse rat, ik beloof je wat!”.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar haar op schrift gesteld requisitoir, op het standpunt gesteld dat de bedreigingen kunnen worden bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen uitdrukkelijk bewijsverweer gevoerd.
Verdachte heeft ter zitting - kort gezegd - verklaard dat zij niet het voornemen had om de door haar geuite bewoordingen te realiseren en dat bij aangeefster geen redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte haar iets aan zou doen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte aangeefster tussen 20 en 21 september 2021 in Amsterdam, zowel mondeling als via een spraakbericht, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Op grond van de aangiften, de getuigenverklaring en de ter zitting afgelegde verklaring van verdachte, kan worden vastgesteld dat verdachte de tenlastegelegde bewoordingen heeft geuit jegens aangeefster en dat aangeefster daarvan - indirect - op de hoogte is geraakt. Het voorwaardelijk opzet van verdachte was daar naar het oordeel van de rechtbank ook op gericht.
Gelet op de inhoud van de door verdachte geuite bewoordingen, waarbij zij onder meer de woorden “
opensnijden” en “
ik beloof je wat” heeft genoemd en de indringende wijze waarop deze woorden werden geuit, in samenhang met het door verdachte dreigen met geweldshandelingen die overeenkomen met het eerder door verdachte gepleegde ernstige geweldsdelict tegen haar oma, is de rechtbank van oordeel dat deze uitlatingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geuit dat bij aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, (later) daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Hierbij weegt de rechtbank mee dat aangeefster, als de toenmalig behandelaar van verdachte, kennis had van de persoon en de genoemde delict geschiedenis van verdachte. Gelet op het voorgaande heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij bij aangeefster de redelijke vrees zou opwekken dat zij (later) het leven zou verliezen. Dat verdachte al dan niet het voornemen had om de bedreigingen te realiseren, is daarvoor niet vereist.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt – op grond van de in de
bijlageopgenomen bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte in de periode van 20 september 2021 tot en met 21 september 2021 te Amsterdam [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen
“Als [voornaam] nog maar enige vorm van verplichte zorg doorzet dan ga ik haar wat aandoen!”en
“Als [voornaam] of jullie doorgaan met verplichte dwangbehandeling dan snijd ik haar helemaal open!”en door die [aangeefster] via een spraakbericht en e-mail de woorden toe te voegen
“Jij gaat eraan, [naam 1] ! Je weet wat er met mijn oma is gebeurd, dat delict wat in de kranten heb gestaan! Nou meissie, wat ik met [naam 1] ga doen, dat zal wat met mijn oma is gebeurd in het kwadraat zijn! Er blijft niets meer van over. Ik dreig helemaal niet smerige bitch, valse rat, ik beloof je wat!”.

5.Strafbaarheid van het feit

De bewezenverklaarde bedreigingen zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de pro Justitia rapportage van 30 juni 2022, opgesteld door GZ-psycholoog T. ’t Hoen en psychiater A.Z. Botermans.
De rechtbank stelt vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde bedreigingen. Ook kan worden vastgesteld dat het denken, voelen en handelen van verdachte ten tijde van deze bedreigingen door deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens is beïnvloed.
Gezien de massale invloed van de psychotische klachten is het volgens de deskundigen niet denkbaar dat die ernstige pathologie geen invloed heeft gehad op het denken, voelen en handelen van verdachte ten tijde van het onderhavige feit. De deskundigen hebben echter niet precies kunnen vaststellen in welke mate de gecombineerde psychopathologie op het onderhavige feit van invloed is geweest.
Gelet op de hiervoor genoemde pro Justitia rapportage en de uitlatingen van verdachte ter zitting, waarin zij – kort gezegd – heeft verklaard over de duivelse praktijken van aangeefster, waartegen zij zich naar haar zeggen moest verweren vanwege een crimineel complot tussen zware criminelen, politie en justitie, is de rechtbank van oordeel dat de bij verdachte constateerde gecombineerde psychopathologie in zodanige mate van invloed is geweest op haar denken, voelen en handelen ten tijde van de bewezenverklaarde bedreigingen, dat deze feiten in sterk verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden door haar – conform de vordering van de officier van justitie – geen straf op te leggen.

7.Maatregel van terbeschikkingstelling

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat verdachte ten tijde van de door haar gepleegde bedreigingen verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Gelet daarop heeft zij gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging) zal worden opgelegd. Daartoe heeft zij verwezen naar de pro Justitia rapportage van 30 juni 2022 en de stukken met betrekking tot het beëindigen van het voorbereidingstraject voor een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte ggz. Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging is voldaan. Minder vergaande alternatieven zijn niet mogelijk.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde pleitnotitie, op het standpunt gesteld dat bij een veroordeling de oplegging van de
tbs-maatregel niet mogelijk is, omdat de deskundigen niet hebben vastgesteld in welke mate de bij verdachte geconstateerde gecombineerde psychopathologie van invloed is geweest op de door haar gepleegde bedreigingen. Ook het risico op fysieke agressie kon niet worden ingeschat. Daarnaast is de oplegging van de tbs-maatregel disproportioneel in verhouding tot de beperkte ernst van de bedreigingen. Verder heeft de raadsman verzocht om geen ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, omdat geen sprake is van een geweldsmisdrijf. Ondanks de afwezigheid van ziektebesef bij verdachte, heeft de raadsman aangevoerd dat de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden passend is, gelet op de bereidheid van verdachte om zich te laten behandelen en zich aan voorwaarden te houden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen oplegging van de maatregel is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde bedreigingen, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
7.4.1.
Aard en ernst van het feit en relevante omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige bedreigingen van haar toenmalige behandelaar. Ze heeft deze bedreigingen niet alleen per mail in een spraakbericht gedaan, maar ook mondeling bij het werk van aangeefster. Deze bedreigingen waren des te indringender, omdat aangeefster wist dat de geweldshandelingen waar verdachte mee dreigde overeenkwamen met het eerder door verdachte gepleegde ernstige geweldsdelict. Daarbij was verdachte ervan op de hoogte dat aangeefster dit wist. De bedreigingen hebben tot grote angst geleid bij aangeefster. Uit het dossier volgt dat aangeefster daadwerkelijk voor haar leven heeft gevreesd.
7.4.2.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 7 april 2022. Daaruit volgt dat verdachte in 2000 is veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam ter zake van een poging tot moord waarvoor een tbs-maatregel met voorwaarden is opgelegd. Deze maatregel is in 2002 met één jaar is verlengd. Na de beëindiging van de tbs-maatregel is verdachte in 2004 veroordeeld voor bedreiging en een poging tot afpersing van een hulpverlener. Daarna is verdachte niet meer veroordeeld.
Verdachte heeft medewerking aan het eerder genoemde deskundigenonderzoek geweigerd en geen toestemming gegeven voor het opvragen van medische gegevens. Ondanks deze beperkingen concluderen de deskundigen dat er bij verdachte sprake is van een floride psychotisch toestandsbeeld met massieve wanen en borderline persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis en zeer waarschijnlijk ook aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Verdachte heeft niet over het tenlastegelegde willen praten met de onderzoekers. Het is wel duidelijk geworden dat haar psychotische toestand met complotwanen al geruime tijd voortduurt ondanks medicatie. Ook ten tijde van het onderhavige feit was sprake van een floride psychotische toestand met paranoïde wanen.
Het recidiverisico op een soortgelijk delict als de onderhavige bedreigingen wordt door de deskundigen als hoog ingeschat. Zij kunnen niet vaststellen in hoeverre ook sprake zal zijn van escalatie naar fysieke agressie. In het verleden is verdachte wel vanuit een vergelijkbaar psychotisch toestandsbeeld overgegaan tot fysieke agressie. Sinds het beëindigen van de eerder opgelegde tbs-maatregel is verdachte nog eenmaal veroordeeld voor een geweldsdelict tegen een hulpverlener. De aanwezigheid van de psychose zorgt ervoor dat zij impulsief en onberekenbaar kan reageren, waardoor escalatie naar fysieke agressie niet valt uit te sluiten.
Vanwege de aard en hardnekkigheid van de huidige psychopathologie, de afwezigheid van ziektebesef en de verwachte dynamiek tussen verdachte en behandelaren wordt ingeschat dat een langdurige klinische behandeling nodig zal zijn om verdachte zodanig te stabiliseren dat een veilige resocialisatie zou kunnen starten. Een behandeling in een civiele setting op grond van een zorgmachtiging biedt een te kortdurend kader en bovendien heeft de destijds lopende zorgmachtiging het onderhavige feit niet kunnen voorkomen. Ook zal een gedwongen medicamenteuze behandeling ter stabilisatie van de aanwezige wanen leiden tot conflictueuze situaties met behandelaren en een verhoogd risico op verbale agressie, waarbij fysieke escalatie niet kan worden uitgesloten. Er is dus forensische scherpte en voldoende beveiliging nodig om het recidiverisico, ook voor toekomstige behandelaren, voldoende te beperken tijdens de behandeling. Dit is binnen een civiel kader niet goed mogelijk. Ook een
tbs-maatregel met voorwaarden is volgens de deskundigen niet mogelijk, omdat er bij verdachte geen sprake is van ziektebesef en -inzicht. Gelet op het voorgaande is door de deskundigen geadviseerd om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Ter zitting is psychiater Botermans als deskundige gehoord en zij heeft, mede namens
GZ-psycholoog ’t Hoen, de voornoemde conclusies en adviezen bevestigd.
7.4.3.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen en gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Minder vergaande alternatieven vindt de rechtbank niet toereikend.
De rechtbank vindt een opname in een civiele setting op grond van een zorgmachtiging niet aangewezen, gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde pro Justitia rapportage en de brief met bevindingen van de Geneesheer-directeur [naam 2] van 14 september 2022, inclusief de medische verklaring van 13 september 2022. Daaruit volgt dat het voorbereidingstraject is beëindigd, omdat het tijdens eerdere klinische en ambulante behandeling in het kader van een zorgmachtiging door het ontwrichtende, zorgmijdende gedrag van verdachte (weglopen, weigeren medicatie, dreigementen uiten, ontvluchten zorg en overlast veroorzaken) niet mogelijk is gebleken de agressie naar anderen, de zelfverwaarlozing en de maatschappelijke teloorgang af te wenden met verplichte zorg. De destijds lopende zorgmachtiging heeft het bewezenverklaarde feit bovendien niet kunnen voorkomen, zodat dit kader onvoldoende passend is gebleken voor verdachte.
Ook een tbs-maatregel met voorwaarden is naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend. De gedragsdeskundigen hebben dit in de pro Justitia rapportage geconcludeerd, omdat er bij verdachte geen sprake is van ziektebesef en -inzicht. Ook vindt de rechtbank dat de mogelijkheid om zich aan afspraken te houden bij verdachte ontbreekt. In dit verband vindt de rechtbank relevant dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij geen psychotische klachten heeft en dat zij het innemen van medicatie onzin vindt en daartoe niet bereid is.
De rechtbank is op grond van de behandeling ter zitting en de inhoud van de pro Justitia rapportage overtuigd geraakt van de noodzaak dat verdachte een langdurige, intensieve en bij de ernstige gecombineerde psychopathologie passende behandeling krijgt, in een gedwongen kader, waarbij de veiligheid voor anderen voldoende wordt gewaarborgd en het door de deskundigen als hoog ingeschatte recidiverisico op een soortgelijk delict als het bewezenverklaarde wordt ingeperkt.
Op grond van de pro Justitia rapportage, de ernstige gecombineerde psychopathologie, het bewezenverklaarde feit, de uitlatingen van verdachte ter zitting en de omstandigheid dat aan verdachte eerder de tbs-maatregel is opgelegd vanwege een ernstig geweldsmisdrijf is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gevaar voor herhaling van soortgelijke feiten, maar ook van fysieke agressie. Uit de pro Justitia rapportage volgt dat er in 1998 voor het eerst sprake was van psychotische decompensatie bij verdachte, waarbij zij ervan overtuigd was seksueel te zijn misbruikt door familie en waarbij verdachte een godin was die de duivels in haar familie moest verslaan. Na een aantal maanden in deze paranoïde psychotische toestand heeft verdachte een ernstig geweldsmisdrijf gepleegd jegens haar oma, waarvoor zij een
tbs-maatregel heeft opgelegd gekregen. Vanaf de zomer van 2019 en in aanloop naar het bewezenverklaarde feit was opnieuw sprake van een psychotisch toestandsbeeld met onder andere complot denken richting haar behandelaar. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat aangeefster, haar behandelaar, er duivelse praktijken op nahoudt en, omdat zij net zoals in 1998 geen aangifte tegen haar mocht doen, verdachte de belofte heeft gedaan om haar terug te pakken. Uit deze uitspraken maakt de rechtbank op dat verdachte daadwerkelijk van plan is om de daad bij het woord te voegen. De aanwezigheid van de paranoïde psychose, waardoor verdachte meent dat zij bedreigd en benadeeld wordt, zorgt ervoor dat verdachte impulsief en onberekenbaar kan reageren, met als gevolg escalatie naar fysieke agressie. De rechtbank acht dan ook een reëel risico aanwezig dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een geweldsmisdrijf. Daarom vindt de rechtbank het niet verantwoord dat verdachte, zonder dat dit recidiverisico is weggenomen, terugkeert in de maatschappij. Het beveiligen van de maatschappij, het verkleinen van de herhalingskans en het realiseren van behandeling voor de ernstige problematiek van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank alleen mogelijk binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de tbs-maatregel. Verdachte is onderzocht door een psychiater en een psycholoog, die hebben vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde bedreigingen bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Daarnaast is bedreiging een misdrijf zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verder is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij haar vastgestelde ernstige gecombineerde psychopathologie een gevaar vormt voor anderen. Hoewel verdachte tot nu toe geen fysieke agressie heeft geuit richting aangeefster, is er naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van een aanzienlijk risico op fysiek gevaar. Gelet op het voorgaande moet verdachte ter beschikking worden gesteld en van overheidswege worden verpleegd.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat bedreiging niet zonder meer is aan te merken als een geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 38e Sr, zodat de tbs-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook bij bewezenverklaring van bedreiging een ongemaximeerde tbs-maatregel worden opgelegd.
Gelet op de hierboven beschreven omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, de vaststelling met betrekking tot de uitlatingen van verdachte en de reële mogelijkheid dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een geweldsmisdrijf, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde bedreigingen zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat sprake is van geweldsmisdrijven als bedoeld in artikel 38e Sr. De totale duur van de tbs-maatregel met dwangverpleging is daarom niet beperkt tot de duur van vier jaren. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot het recidivegevaar, vindt de rechtbank het ook noodzakelijk dat de tbs-maatregel niet door enige duur wordt beperkt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38e, 57 en 285 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat zij
van overheidswege wordt verpleegd.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het moment dat verdachte wordt opgenomen en daarmee feitelijk ter beschikking wordt gesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 24 januari 2023.
[...]

2.[...]

3.[...]