ECLI:NL:RBAMS:2023:396
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gebruik van woning na beëindiging affectieve relatie en omgangsregeling voor minderjarige
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 1 februari 2023 een vonnis gewezen in een kort geding tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad van 2018 tot juli 2022. De vrouw, eiseres in conventie, vorderde onder andere het gebruik van de woning, die eigendom is van de man, tot 1 juni 2023, en een voorlopige omgangsregeling voor hun minderjarige kind. De man, gedaagde in conventie, vorderde dat de vrouw de woning uiterlijk op 31 januari 2023 zou verlaten en dat hij het gezag over het kind zou krijgen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2023 werd duidelijk dat de vrouw haar vordering tot vervangende toestemming voor een Roemeens paspoort voor het kind had ingetrokken. De voorzieningenrechter besloot dat de vrouw tot 15 februari 2023 in de woning mocht blijven, met uitsluiting van de man. De vrouw heeft eenhoofdig gezag over het kind, dat geboren is in 2020. De man heeft het kind erkend, maar de vrouw heeft het verzoek tot voorlopige toevertrouwing afgewezen, omdat het kind al bij haar hoofdverblijf heeft.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw tot 1 juni 2023 in de woning mag blijven, maar dat de man niet in de woning mag komen. De vrouw kreeg de gelegenheid om een nieuwe woonruimte te zoeken. De vorderingen van de vrouw tot een contact- en gebiedsverbod tegen de man werden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een inbreuk op haar rechten. De voorzieningenrechter stelde een voorlopige omgangsregeling vast, waarbij de man videobelt met het kind en het kind op zondag bij hem verblijft. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.