ECLI:NL:RBAMS:2023:3959
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kort geding over verdeling van echtelijke woning na echtscheiding met dwaling als argument
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft eiser, een Egyptische man, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, zijn Poolse ex-vrouw, met betrekking tot de verdeling van hun echtelijke woning na hun echtscheiding. De partijen zijn op 20 september 2013 in Polen gehuwd en hebben op 30 juni 2016 een woning in Nederland gekocht, gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek. Eiser heeft alle lasten van de woning betaald en stelt dat er een overeenkomst is gesloten op 4 juli 2016, waarin gedaagde afstand deed van haar aandeel in de woning. Gedaagde betwist deze overeenkomst en stelt dat zij voor meer dan een vierde deel is benadeeld bij de verdeling van de woning, waardoor de overeenkomst vernietigbaar zou zijn op grond van artikel 3:196 BW.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2023 heeft eiser zijn vorderingen toegelicht, terwijl gedaagde verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst van 4 juli 2016 in de Nederlandse taal is opgesteld en dat gedaagde de taal niet machtig is. Eiser heeft een verklaring van de hypotheekadviseur overgelegd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze verklaring onvoldoende is om aan te nemen dat gedaagde zich bewust was van de inhoud van de overeenkomst. Hierdoor is niet aannemelijk gemaakt dat gedaagde een ondubbelzinnige wilsverklaring heeft afgelegd.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat niet is aangetoond dat gedaagde afstand heeft gedaan van haar aandeel in de woning. De proceskosten worden verrekend, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen op 6 juni 2023 door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.