ECLI:NL:RBAMS:2023:3953

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
13/751570-20 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in verband met een triggerend strafbaar feit

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van een strafbaar feit dat heeft geleid tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB voortgezet na eerdere zittingen op 19 april en 31 mei 2023, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman aanwezig waren. Tijdens de zittingen werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd er gediscussieerd over de reden van omzetting van de voorwaardelijke straf naar een onvoorwaardelijke straf, die verband houdt met een poging tot rijden onder invloed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. De officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering kan worden toegestaan, terwijl de raadsman van de opgeëiste persoon heeft gepleit voor aanhouding van de zaak om meer duidelijkheid te krijgen over de veroordeling voor het triggerende strafbare feit. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat er onvoldoende informatie was over de veroordeling van de opgeëiste persoon en de mogelijke schending van zijn verdedigingsrechten.

De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en dat er geen aanleiding is om van deze weigeringsgrond af te zien. De overlevering wordt daarom geweigerd, en de uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751570-20 (EAB I)
RK nummer: 23/813
Datum uitspraak: 14 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 juli 2020 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 juni 2016 door
the Regional Court in Piotrków(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 19 april 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie.
De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boksma, advocaat in Alkmaar en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is geschorst om de
officier van justitie in de gelegenheid te stellen het antwoord af te wachten op de aan de Poolse autoriteiten gestelde vragen in verband met vragen over artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]
Zitting 31 mei 2023
Met toestemming van de opgeëiste persoon en de officier van justitie is de behandeling van het EAB voortgezet in de stand van de zitting van 19 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie.
De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boksma, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Judgment issued by the District Court in Tomaszów Mazowiecki of 07 June 2013, court file number II K 252/12. The judgment became final and valid on 15 June 2013.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en elf maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In het EAB staat dat bij een
decisionvan 10 juli 2014 de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is omgezet in een onvoorwaarlijke straf. In de aanvullende informatie van
10 mei 2023 van de Poolse autoriteiten is over de reden tot omzetting het volgende vermeld:
“As regards the order to enforce the custodial sentence in case II K252/12of the Tomaszów Mazowiecki District Court, the reason was that[opgeëiste persoon] ,convict, had attempted to commit an intentional offence under Article 178a § 1 of the Criminal Code and evaded the probation officer's supervision.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden om helder te krijgen of de opgeëiste persoon is veroordeeld voor een poging tot rijden onder invloed en of dit de reden is geweest voor de beslissing tot omzetting. Zo ja, dan dient de rechtbank deze beslissing te toetsen aan artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan aangezien het niet houden aan de voorwaarden van het reclasseringstoezicht al een zelfstandige reden vormt voor de beslissing tot omzetting.
In het geval de rechtbank van oordeel is dat er meer informatie moet worden verschaft over de poging tot rijden onder invloed stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de overlevering dient te worden geweigerd
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 23 maart 2023 in de zaak LU (C514/21) en PH (C515/21), (ECLI:EU:C:2023:235), valt een veroordeling voor het
triggerende strafbare feit,dat wil zeggen een veroordeling die de reden vormt voor de beslissing tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf, onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ, voor zover deze veroordeling bij verstek is gewezen. [5]
Het proces dat heeft geleid tot de uitspraak waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld voor dat nieuwe triggerende strafbare feit moet op grond van voormeld arrest van het HvJ EU getoetst worden aan artikel 12 OLW.
De rechtbank leidt uit de aanvullende informatie af dat het plegen van een nieuw strafbaar feit mede de reden is geweest voor de beslissing tot omzetting van de Poolse rechtbank.
De rechtbank begrijpt de aanvullende informatie aldus dat de opgeëiste persoon voor het nieuwe strafbare feit is veroordeeld.
De uitspraak waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld voor dat nieuwe triggerende strafbare feit moet op grond van voormeld arrest van het HvJ EU getoetst worden aan artikel 12 OLW. Nu de Poolse autoriteiten over deze veroordeling geen informatie hebben verschaft is het voor de rechtbank niet mogelijk om deze veroordeling te toetsen aan artikel 12 OLW. De rechtbank kan niet vaststellen of overlevering van de opgeëiste persoon geen schending van zijn verdedigingsrechten inhoudt aangezien niet uit de stukken volgt of de opgeëiste persoon daadwerkelijk bekend was met de procedure met betrekking tot het triggerende strafbare feit en daarom ook niet of hij al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank ziet geen ruimte om hierover nadere vragen te stellen, omdat de beslistermijn is verstreken. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen reden om van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren af te zien en zal de overlevering daarom weigeren.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Piotrków(Polen).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J. G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Zie ro. 62-63, ECLI:EU:C:2023:235.