ECLI:NL:RBAMS:2023:3950

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
13/057934-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die op 25 februari 2023 in Amsterdam kledingstukken en schoenen heeft gestolen van een winkelbedrijf. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 25 mei 2023, waar de officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, de vordering heeft gedaan en de raadsman, mr. P.D. Popescu, de verdediging heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging van diefstal door middel van braak of verbreking niet bewezen is, maar dat de winkeldiefstal wel bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgrond aanwezig is die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd krijgt voor de duur van twee jaren. De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen en in plaats daarvan een gevangenisstraf op te leggen, met de argumentatie dat de verdachte mogelijk zijn verblijfsrecht verliest en dat de ISD-maatregel niet gericht is op resocialisatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is gezien de aard en ernst van het bewezen feit, de recidivekans van de verdachte en de impact van zijn daden op de maatschappij. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opgelegd, zonder aftrek van voorarrest, en heeft bepaald dat er binnen twaalf maanden een tussentijdse toetsing zal plaatsvinden.

Daarnaast is er beslag gelegd op een mes dat aan de verdachte toebehoorde, dat verbeurd is verklaard. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd en heeft de beslissing op 8 juni 2023 uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/057934-23
Datum uitspraak: 8 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer, voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
diefstal door middel van braak of verbreking van kledingstukken en schoenen toebehorende aan [benadeelde partij] op 25 februari 2023 te Amsterdam.
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde winkeldiefstal is bewezen.
De rechtbank vindt de ten laste gelegde braak of verbreking echter niet bewezen. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad is het
‘van algemene bekendheid dat beveiligingslabels die aan winkelgoederen plegen te worden bevestigd doorgaans niet zijn bestemd om te verhinderen dat iemand die goederen in die winkel onder zijn bereik brengt, maar ertoe dienen om te kunnen signaleren dat die goederen zonder betaling uit die winkel worden meegenomen’(NJ 1997, 576)
.Onder braak of verbreking in de zin van artikel 311, eerste lid onder sub 5, van het Wetboek van Strafrecht valt dus niet het verwijderen van een alarmlabel, omdat deze handeling niet het middel is waardoor het goed onder het bereik van de dief wordt gebracht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 25 februari 2023 te Amsterdam kledingstukken en schoenen die aan winkelbedrijf [benadeelde partij] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest. Anders dan de reclassering acht zij een toetsing na 12 maanden niet noodzakelijk.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot het opleggen van de ISD-maatregel af te wijzen en een gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het aannemelijk is dat het verblijfsrecht van verdachte wordt ingetrokken. Dit heeft tot gevolg dat hij wordt geplaats op de ISD-afdeling in [detentieplaats 2] . Daar krijgt hij hetzelfde hulpaanbod als in de gevangenis. De ISD-maatregel is daarmee niet gericht op resocialisatie. Er zal sprake zijn van een kale detentie.
Als de rechtbank van oordeel is dat de ISD-maatregel moet worden opgelegd, heeft de raadsman subsidiair verzocht om de maatregel voorwaardelijk op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade en hinder veroorzaakt voor de gedupeerde winkelbedrijven. Verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 11 april 2023 blijkt dat hij sinds 2020 veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om het bewezenverklaarde feit te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering (Jeugdbescherming & Reclassering) van 16 mei 2023, opgemaakt door mevrouw [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Als criminogene factoren kunnen de financiën worden aangemerkt. Verdachte had ten tijde van het ten laste gelegde namelijk geen inkomsten. Verder is sprake van meerdere risicofactoren. Er is sprake van instabiliteit op nagenoeg alle leefgebieden. Sinds verdachte in 2019 naar Nederland is gekomen om te werken en meer geld te verdienen dan in [geboorteland] , is het hem niet gelukt om een baan te behouden. Hij raakte verslaafd aan cocaïne en hasj en begon met het plegen van diefstallen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal voornoemd recidiverisico onverminderd hoog blijven, omdat dit verdachte meermalen is opgelegd en recidive hierdoor niet is voorkomen. Een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt evenmin geadviseerd. Verdachte heeft als onderdaan van de Europese Unie (EU) onvoldoende rechten opgebouwd, waardoor hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. De reclassering kan daardoor geen interventies inzetten binnen het kader van toezicht. Uit contact met de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat er een voornemen openstaat tot intrekking van het verblijfsrecht van verdachte. Verdachte geeft aan dat hij wil terugkeren naar [geboorteland] . In juli 2021 is een reclasseringsadvies uitgebracht waaruit eveneens naar voren komt dat verdachte voornemens is om terug te keren naar [geboorteland] . Dit heeft hij echter niet gedaan. De reclassering twijfelt aan verdachtes intenties.
De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel met een tussentijdse toetsing na één jaar. Verdachte zal, indien zijn verblijfsrecht wordt ingetrokken, worden geplaatst in [detentieplaats 2] , de zogenoemde ISD-Vreemdelingen in Strafrecht (VRIS). De invulling van de maatregel is in dit geval gericht op repatriëring met een zachte landing in [geboorteland] . Indien verdachtes verblijfsrecht niet wordt ingetrokken, wordt eveneens geadviseerd tot plaatsing in [detentieplaats 2] .
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] , werkzaam als reclasseringswerkster bij Jeugdbescherming & Reclassering, als deskundige gehoord. Zij heeft de informatie uit het reclasseringsrapport bevestigd en toegelicht.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 11 april 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 25 februari 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
Verdachte is veelvuldig veroordeeld wegens vermogensdelicten waarvoor hij gevangenisstraffen heeft opgelegd gekregen. Deze straffen hebben hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te begaan. Verdachte heeft als EU-onderdaan onvoldoende rechten opgebouwd in Nederland en maakt geen aanspraak op sociale voorzieningen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank geen reëel alternatief, omdat hiermee het recidiverisico onverminderd hoog blijft. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen en zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen. Het subsidiaire verzoek van de verdediging om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, verhoudt zich niet met de bovenstaande en wordt daarom niet gevolgd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tussentijdse toetsing
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om uiterlijk twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen vanwege de onduidelijkheid over het verblijfsrecht van verdachte.

9.Beslag

Onder verdachte is één voorwerp in beslag genomen, te weten:
1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2023044935-G6306872).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen voorwerp verbeurd moet worden verklaard. De raadsman heeft ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp geen standpunt ingenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar nu met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 12 (twaalf) maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Verklaart verbeurd: 1 STK Mes (omschrijving: PL1300-2023044935-G6306872).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en M. Grimmelikhuijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2023.
[...]
[...]