ECLI:NL:RBAMS:2023:3942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
13/073097-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van de ISD-maatregel

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op 12 maart 2023 betrapt op het stelen van babyvoeding van de supermarktketen Albert Heijn in Amsterdam. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 heeft de verdachte bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal. De officier van justitie, mr. C.M. Casteleijns, heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd zou krijgen voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest. De verdediging heeft verzocht om deze maatregel niet op te leggen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de kans op recidive te verkleinen en de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, zonder tussentijdse toetsing. Daarnaast heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf, omdat het vonnis nog niet onherroepelijk was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/073097-23 (Promis)
Datum uitspraak: 23 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [land van herkomst] op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Casteleijns en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.H. Boomstra naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meerdere verpakkingen babyvoeding (merk Nutrilon) en/of een plastic tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de supermarktketen Albert Heijn (filiaal [locatie] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal. Door de raadsman is geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde winkeldiefstal heeft gepleegd.
Omdat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
  • de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juni 2023 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting;
  • een proces-verbaal van aangifte met nummer 230312-181-667 van 12 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , doorgenummerde pagina’s 5 tot en met 6.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 12 maart 2023 te Amsterdam, verpakkingen babyvoeding (merk Nutrilon) en een plastic tas, die aan de supermarktketen Albert Heijn (filiaal [locatie] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de ISD-maatregel aan verdachte niet op te leggen. De ISD-maatregel zal gericht zijn op de terugkeer naar [land van herkomst] . Verdachte heeft niets in dat land en wil daar niet naar terug. Hij zal niet meewerken aan het traject van de ISD-maatregel en heeft aangegeven liever twee jaar gevangenisstraf opgelegd te krijgen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat is een vervelend feit. Hiermee heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor het eigendom van anderen. Door zo te handelen heeft verdachte overlast en schade toegebracht aan de winkelier. Door dergelijke feiten zien winkeliers zich genoodzaakt extra kosten te maken voor beveiligingsmaatregelen. Deze kosten worden doorberekend aan de consument, zodat de rekening van de diefstal uiteindelijk bij de maatschappij komt te liggen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 8 mei 2023 blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 25 mei 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte is bekend als stelselmatig dader en heeft gehandeld uit financieel gewin omdat het hem ontbreekt aan werk en inkomsten waarmee hij zichzelf kan voorzien in levensonderhoud. Daarnaast speelt bij zijn delictgedrag drugsgebruik vermoedelijk een rol. De kans op recidive wordt op basis van deze factoren door de reclassering hoog ingeschat.
Een reclasseringstraject in een voorwaardelijk kader heeft re-integratie binnen de Nederlandse samenleving als uitgangspunt. Verdachte is echter [nationaliteit] , heeft geen rechtmatig verblijf meer in Nederland en kan geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. Hierdoor acht de reclassering regulier toezicht middels bijzondere voorwaarden niet haalbaar. In uitzonderlijke gevallen kunnen door de reclassering wel reguliere interventies worden opgezet voor hulp bij de terugkeer naar het land van herkomst. Van uitzonderlijke situaties is in dit geval geen sprake, en bovendien heeft de reclassering twijfels of verdachte in staat is om op eigen kracht terug te keren naar [land van herkomst] aangezien dat in een eerder stadium ook niet is gelukt. Om deze redenen kan de reclassering geen aanbod doen van interventies ter voorkoming van recidive en ziet zij geen andere mogelijkheid dan te adviseren om de ISD-maatregel op te leggen ter bescherming van de maatschappij.
Indien de ISD-maatregel wordt opgelegd adviseert de reclassering om verdachte te plaatsen in de zogenaamde ISD-VRIS (Vreemdelingen in het Strafrecht). Binnen dit programma kan verdachte een programma volgen gericht op scholing en werk. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor psychische begeleiding, medische/verslavingszorg en gedragstrainingen waarmee kan worden bijgedragen aan stabiliteit bij zijn eventuele terugkeer naar het land van herkomst.
Ter terechtzitting van 9 juni heeft [reclasseringswerker] , gehoord als deskundige, haar advies gehandhaafd.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 mei 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 12 maart 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Aan verdachte zijn meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij niet in staat is geweest om contact met politie en justitie langdurig te voorkomen. Met de officier van justitie en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel gelet op de problematiek van verdachte en zijn vreemdelingenrechtelijke status de enige oplossing is om de kans op recidive terug te dringen, verdere overlast in de maatschappij te voorkomen en verdachte bij te staan bij een zachte landing bij een eventuele terugkeer naar [land van herkomst] . De rechtbank zal de officier van justitie daarom in haar vordering volgen en de ISD-maatregel opleggen.
Om de maatschappij te beschermen en de kans op recidive van verdachte op een aanvaardbaar niveau te brengen is het van groot belang om het werken aan de oplossing van zijn problematiek mogelijk in combinatie met een terugkeer naar [land van herkomst] alle kansen te geven en voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet op dit moment geen reden om te bepalen dat er een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 9 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/042342-23, betreffende het vonnis d.d. 22 maart 2023 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, met het bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf omdat het vonnis nog niet onherroepelijk is geworden en door verdachte hoger beroep tegen dat vonnis is aangetekend.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/042342-23.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2023.