7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat is een vervelend feit. Hiermee heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor het eigendom van anderen. Door zo te handelen heeft verdachte overlast en schade toegebracht aan de winkelier. Door dergelijke feiten zien winkeliers zich genoodzaakt extra kosten te maken voor beveiligingsmaatregelen. Deze kosten worden doorberekend aan de consument, zodat de rekening van de diefstal uiteindelijk bij de maatschappij komt te liggen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 8 mei 2023 blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 25 mei 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte is bekend als stelselmatig dader en heeft gehandeld uit financieel gewin omdat het hem ontbreekt aan werk en inkomsten waarmee hij zichzelf kan voorzien in levensonderhoud. Daarnaast speelt bij zijn delictgedrag drugsgebruik vermoedelijk een rol. De kans op recidive wordt op basis van deze factoren door de reclassering hoog ingeschat.
Een reclasseringstraject in een voorwaardelijk kader heeft re-integratie binnen de Nederlandse samenleving als uitgangspunt. Verdachte is echter [nationaliteit] , heeft geen rechtmatig verblijf meer in Nederland en kan geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. Hierdoor acht de reclassering regulier toezicht middels bijzondere voorwaarden niet haalbaar. In uitzonderlijke gevallen kunnen door de reclassering wel reguliere interventies worden opgezet voor hulp bij de terugkeer naar het land van herkomst. Van uitzonderlijke situaties is in dit geval geen sprake, en bovendien heeft de reclassering twijfels of verdachte in staat is om op eigen kracht terug te keren naar [land van herkomst] aangezien dat in een eerder stadium ook niet is gelukt. Om deze redenen kan de reclassering geen aanbod doen van interventies ter voorkoming van recidive en ziet zij geen andere mogelijkheid dan te adviseren om de ISD-maatregel op te leggen ter bescherming van de maatschappij.
Indien de ISD-maatregel wordt opgelegd adviseert de reclassering om verdachte te plaatsen in de zogenaamde ISD-VRIS (Vreemdelingen in het Strafrecht). Binnen dit programma kan verdachte een programma volgen gericht op scholing en werk. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor psychische begeleiding, medische/verslavingszorg en gedragstrainingen waarmee kan worden bijgedragen aan stabiliteit bij zijn eventuele terugkeer naar het land van herkomst.
Ter terechtzitting van 9 juni heeft [reclasseringswerker] , gehoord als deskundige, haar advies gehandhaafd.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 mei 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 12 maart 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Aan verdachte zijn meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij niet in staat is geweest om contact met politie en justitie langdurig te voorkomen. Met de officier van justitie en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel gelet op de problematiek van verdachte en zijn vreemdelingenrechtelijke status de enige oplossing is om de kans op recidive terug te dringen, verdere overlast in de maatschappij te voorkomen en verdachte bij te staan bij een zachte landing bij een eventuele terugkeer naar [land van herkomst] . De rechtbank zal de officier van justitie daarom in haar vordering volgen en de ISD-maatregel opleggen.
Om de maatschappij te beschermen en de kans op recidive van verdachte op een aanvaardbaar niveau te brengen is het van groot belang om het werken aan de oplossing van zijn problematiek mogelijk in combinatie met een terugkeer naar [land van herkomst] alle kansen te geven en voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet op dit moment geen reden om te bepalen dat er een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden.