ECLI:NL:RBAMS:2023:3941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
13/025735-23 (A); 13/083098-23 (B); 13/229109-22 (C); 13/111283-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige winkeldiefstal met ISD-maatregel en reclasseringstraject

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gevallen van winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 januari 2023 en 25 maart 2023 in Amsterdam flessen wasmiddel en diverse eetwaren heeft gestolen uit supermarkten van Albert Heijn, en op 10 september 2022 ook goederen van Jumbo supermarkten heeft weggenomen. De verdachte heeft de feiten in de zaken A en B bekend, terwijl de verdediging zich in zaak C heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 99 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de maatschappij. De reclassering heeft aangegeven dat de verdachte voldoet aan de criteria voor een ISD-maatregel, maar ziet ook mogelijkheden voor behandeling in een regulier traject. De rechtbank heeft het advies van de reclassering overgenomen en benadrukt het belang van zorg en hulp voor de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/025735-23 (zaak A), 13/083098-23 (zaak B) en 13/229109-22 (zaak C) (ter terechtzitting gevoegd) (Promis)
Parketnummer vordering tul: 13/111283-22
Datum uitspraak: 23 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H. Buijsman en van wat de raadsvrouw van verdachte mr. S.T.M. Eijsbouts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van zaak A:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, zeven, althans één of meerdere flessen wasmiddel, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan supermarktketen Albert Heijn (filiaal [locatie 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B:
hij op of omstreeks 25 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, diverse eetwaren en/of levensmiddelen (te weten onder meer wasmiddel en/of kaas en/of zalm), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de supermarktketen Albert Heijn (filiaal [locatie 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak C:
hij op of omstreeks 10 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere goederen, waaronder een of meer verpakkingen wasmiddel en/of een of meer schoonmaakproducten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo supermarkten (locatie [locatie 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle feiten bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de feiten in zaak A en zaak B bekend en door de raadsvrouw is geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van zaak C heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaak C acht de rechtbank gelet op de aangifte en de uitgelezen camerabeelden door de ter plaatse verschenen verbalisant bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de winkeldiefstal zoals ten laste gelegd.
Ten aanzien van zaak A en zaak B is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde winkeldiefstallen in beide zaken heeft gepleegd.
Omdat verdachte de bewezenverklaarde feiten in zaak A en B heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, voor deze bewezenverklaarde feiten met de in de bijlage genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A:
op 25 januari 2023 te Amsterdam zeven flessen wasmiddel, althans meerdere flessen wasmiddel, die aan supermarktketen Albert Heijn (filiaal [locatie 1] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B:
op 25 maart 2023 te Amsterdam, diverse eetwaren en levensmiddelen (te weten onder meer wasmiddel en kaas en zalm), die aan de supermarktketen Albert Heijn (filiaal [locatie 1] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak C:
op 10 september 2022 te Amsterdam, meerdere goederen, waaronder verpakkingen wasmiddel en schoonmaakproducten, die aan Jumbo supermarkten (locatie [locatie 2] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 99 dagen met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat zijn vervelende en hinderlijke feiten. Hiermee heeft verdachte keer op keer laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. Door dit soort feiten wordt overlast veroorzaakt voor winkeliers, de winkeliers zien zich gedwongen extra kosten te maken voor beveiligingsmaatregelen. Deze kosten worden doorberekend aan de consumenten, zodat de rekening van de diefstallen uiteindelijk bij de maatschappij komt te liggen. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 7 juni 2023. Hieruit volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor winkeldiefstal.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor strafoplegging. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat sprake is van recidive. Voor het plegen van veelvuldige winkeldiefstal geven de oriëntatiepunten als uitgangspunt een gevangenisstraf van één maand. Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte bij de aanhouding van zaak A op agressieve wijze heeft gehandeld tegen de ter plaatse verschenen opsporingsambtenaren. De aard en ernst van het handelen van verdachte rechtvaardigen daarom de oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils in Amsterdam, van 2 juni 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte heeft de [nationaliteit] nationaliteit en is in 2020 naar Nederland gekomen om hier een nieuw leven op te bouwen. Hij heeft hier enige tijd een zelfredzaam bestaan geleid, maar is door een ongeval in een maatschappelijke teloorgang terecht gekomen en zijn werk en woning kwijt geraakt. Verdachte is vervallen in drugsgebruik en maakt zich schuldig aan vermogensdelicten om in zijn basisbehoeften te kunnen voorzien. Door deze instabiele leefsituatie schat de reclassering de kans op recidive hoog in. Daarnaast heeft deze situatie ertoe geleid dat eerdere ambulante reclasseringstrajecten niet zijn geslaagd.
Verdachte voldoet aan de harde criteria voor een ISD maatregel, maar de reclassering ziet nog mogelijkheden om binnen een voorwaardelijke straf aan de problematiek van verdachte te werken. Verdachte is welwillend en gemotiveerd en er zijn geen aanwijzingen voor ernstige psychiatrische problemen. Met hulp van de reclassering is hij geaccepteerd voor een klinische behandeling bij de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) [naam] in [plaats] . De reclassering ziet het klinische traject als een laatste kans voor verdachte om binnen een voorwaardelijk kader aan zijn problematiek te werken. Zij adviseert dan ook om bij een veroordeling een voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering en houden aan de aanwijzingen
  • opname in een zorginstelling
  • aansluitende ambulante behandeling en
  • een inspanningsverplichting voor het vinden van een dagbesteding in de vorm betaald werk en een vaste structuur.
Verdachte is op 5 juni 2023 geschorst door de raadkamer van deze rechtbank om overgeplaatst te worden naar FPA [naam] te [plaats] . Verdachte is daar inmiddels met een zorg- en hulptraject traject gestart. De rechtbank acht het gelet op de problematiek van verdachte van groot belang dat de nadruk nu op zorg en hulp komt te liggen. De rechtbank neemt dan ook het advies van de reclassering over en ziet aanleiding voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 99 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering passend en geboden.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 9 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/111283-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 23 juni 2022 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte is uitgewerkt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat toewijzing van de vordering op dit moment niet passend is. Verdachte is geplaatst in FPA [naam] waar hij in een zorg- en hulptraject zit. Het is van belang dat deze trajecten nu niet worden doorkruist. De vordering wordt daarom afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A, zaak B en zaak C:
telkens: diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 99 dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft:
Meldplicht:
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, unit [plaats] , op het adres [adres 1] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarnaast dient hij zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Opname in een zorginstelling:
Veroordeelde laat zich opnemen in de Forensische Psychiatrische Afdelingen (FPA) [naam] te [plaats] op het adres [adres 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start op 7 juni 2023. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling:
Veroordeelde laat zich aansluitend behandelen bij een forensische polikliniek te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afloop van het klinische behandeltraject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/111283-22 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2023.
[(...)]