ECLI:NL:RBAMS:2023:3940

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
10409695
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen GVB Exploitatie B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. De werknemer was sinds 1 november 1999 in dienst als conducteur en was gedeeltelijk arbeidsongeschikt sinds april 2022. Op 26 december 2022 heeft de werknemer in strijd met de interne werkinstructies tramkaartjes verkocht aan reizigers voor contant geld, waarbij zij hen verkeerde kaartjes heeft verstrekt. Dit leidde tot een verzoek van GVB om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer opzettelijk de regels heeft overtreden door contante betalingen te accepteren en verkeerde kaartjes te verkopen, wat heeft geleid tot een vertrouwensbreuk tussen de werknemer en GVB. Ondanks de omstandigheden van de werknemer, zoals haar arbeidsongeschiktheid en financiële problemen, oordeelde de kantonrechter dat de ernst van het handelen van de werknemer voldoende grond vormde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft het verzoek van GVB toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 27 juni 2023, zonder toekenning van een transitievergoeding, aangezien het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen. De werknemer werd ook veroordeeld in de proceskosten van GVB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10409695 EA VERZ 23-290
beschikking van: 27 juni 2023
func.: 94

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

GVB Exploitatie B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: GVB
gemachtigde: mr. Ch.M. Hettinga
t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
verweerster
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. A.M. Gidding

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

GVB heeft op 21 maart 2023 een verzoek ingediend met producties dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
GVB heeft voorafgaand aan de zitting nadere stukken in het geding gebracht.
Het verzoek is mondeling behandeld op 6 juni 2023. GVB is verschenen bij [naam 1] , team manager en [naam 2] , business partner, vergezeld door de gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting, GVB aan de hand van een pleitnota, hun standpunten toegelicht. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1960 (62 jaar oud), is sinds 1 november 1999 (23 jaar) in dienst van GVB en is laatstelijk werkzaam in de functie van conducteur. Het salaris op basis van een werkweek van 32 uren bedraagt € 2.425,81 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
1.2.
[verweerster] is sedert 11 april 2022 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt en thans volledig arbeidsongeschikt.
1.3.
Op de tram worden kaartjes verkocht voor 24 en 48 uur en kaartjes die door de conducteur kunnen worden geladen. De conducteur kan bij het begin en eind van de tramlijmlijn gratis servicekaartjes krijgen van de aldaar aanwezige leidinggevende. Deze gratis servicekaartjes worden verstrekt in boekjes van vijf. Deze kunnen naar het oordeel van de conducteur worden weggegeven. Deze kaartjes mogen niet worden verkocht. Voor de verkoop van kaartjes op de tram mogen volgens de interne werkinstructies geen contante betalingen worden geaccepteerd.
1.4.
Op 26 december 2022 had [verweerster] dienst op tramlijn 12. Tijdens haar dienst heeft zij aan vier Indiase toeristen, die 4 dagkaarten in de tram wilden kopen, in strijd met de waarheid gemeld dat de betaalapparatuur kapot was en dat ze alleen contant konden betalen. Zij heeft hen toen tegen contante betaling van € 34,00 vier “dagkaarten” verkocht. [verweerster] heeft dit geld niet aan GVB afgedragen. Toen deze passagiers later wilden overstappen bleken 3 dagkaarten niet te werken en bleken dat zogenaamde gratis servicekaartjes te zijn, die slechts 1,5 uur geldig zijn. Het relaas van de toeristen is opgemaakt in het proces-verbaal van bevindingen van de OV-zorgmedewerker en BOA.
1.5.
[verweerster] is daarop op rijverbod gezet.
1.6.
Op 27 december 2022 hebben [verweerster] en [naam 1] van GVB met elkaar gesproken. [verweerster] heeft toen verklaard dat zij met haar bankpas bij zichzelf vier dagkaarten had gekocht om op 28 december 2022 met haar kleinkinderen naar Artis te gaan. Omdat het uitje plotseling niet door ging, besloot zij deze tegen contant geld te gaan verkopen op de tram. Toen zij haar bankrekening niet kon laten zien, is zij teruggekomen op dit verhaal en verklaarde ze dat zij de kaartjes met contant geld bij Tickets & Info had gekocht. Volgens [verweerster] had zij financiële problemen.
1.7.
Op 29 december 2022 heeft er in aanwezigheid van de schoondochter van [verweerster] nog een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. [verweerster] heeft toen verklaard dat ze de vier door haar gekochte kaarten op haar kast thuis had gelegd en dacht die weer in haar zak te hebben gestopt. Volgens [verweerster] waren haar financiële problemen onder controle. Van dit gesprek is ook een verslag opgemaakt.
1.8.
Bij e-mail van 29 december 2022 heeft [verweerster] nader toegelicht dat zij in het gesprek van die dag niet over haar financiële problemen wilde praten in het bijzijn van haar schoondochter. Verder heeft zij over haar handelwijze spijt betuigt.
1.9.
Bij brief van 9 januari 2023 heeft GVB aan [verweerster] gemeld dat haar handelen een dringende reden vormt voor ontslag. Rekening houdend met haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, haar financiële problemen, de lengte van het dienstverband, haar leeftijd en haar spijtbetuiging heeft GVB besloten de arbeidsovereenkomst niet per direct te beëindigen maar de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van een dringende reden.
1.10.
[verweerster] heeft bij brief van haar gemachtigde van 20 januari 2023 gebruikt gemaakt van de mogelijkheid het besluit tot ontslag te heroverwegen.
1.11.
Na advies van de adviescommissie heeft de directeur het ontslag gehandhaafd. Hij heeft daartoe bij brief van 2 februari 2023 onder meer het volgende aan [verweerster] geschreven:
“De commissie stelt vast dat mevrouw [verweerster] op 26 december 2022 4 kaarten heeft verkocht aan reizigers voor de prijs van 4 dagkaarten tegen een contante betaling van € 34,--. De reizigers hebben van haar een dagkaart en drie 1,5-uurskaarten ontvangen. Dat dit volgens mevrouw [verweerster] niet voor haar eigen gewin zou zijn, is niet aannemelijk. Mevrouw [verweerster] heeft het geld immers niet afgedragen aan GVB. Naar het oordeel van de commissie is hier sprake van een dringende reden voor een ontslag op staande voet.GVB heeft de omstandigheden van mevrouw [verweerster] meegenomen in het besluit om geen ontslag op staande voet te verlenen, maar de rechter te verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dat is naar het oordeel van de commissie alleszins redelijk.Alles overwegende concludeert de commissie in het heroverwegingsverzoek geen aanleiding te zien om het advies te geven het aangezegde ontslag in te trekken.”

Verzoek

2. GVB verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerster] ex artikel 7:671b lid 1, onderdeel a Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van het geding. Omdat volgens GVB sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] , verzoekt GVB de arbeidsovereenkomst primair dadelijk te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 9 sub b BW.
3. Aan dit verzoek legt GVB ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo lid 1 BW. Volgens GVB is sprake van zodanig ernstig handelen of nalaten van [verweerster] zoals bedoeld onder sub e dat het tevens een dringende reden vormt voor ontslag. Ter onderbouwing daarvan stelt GVB - kort gezegd - dat [verweerster] tegen de regels in vervoersbewijzen heeft verkocht tegen contant geld. Daarbij heeft zij niet de gevraagde dagkaarten verstrekt maar slechts 1 dagkaart van zichzelf en drie 1,5-uurs servicekaartjes, die zijn bestemd om in voorkomende gevallen gratis te weg te geven. [verweerster] heeft, door hiervoor geld aan te nemen en het ontvangen geld niet af te dragen aan GVB, zichzelf verrijkt ten koste van de toeristen. [verweerster] heeft door haar gedrag het imago van GVB beschadigd. Daarbij komt dat [verweerster] verschillende verklaringen heeft afgelegd over haar gedrag. Het ernstig aangetaste vertrouwen heeft zij hierdoor niet kunnen herstellen. [verweerster] heeft volgens haar frauduleus gehandeld en reizigers van GVB opgelicht terwijl van haar verwacht wordt dat zij handelt conform de kernwaarden van GVB: Gastvrij Verbindend en Betrouwbaar.

Verweer

4. [verweerster] voert allereerst aan dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat haar ontslag verband houdt met haar ziekte. GVB heeft immers in haar verzoekschrift genoemd dat zij opvallend veel ziekteverzuim heeft. Er geldt derhalve een opzegverbod.
5. [verweerster] betwist dat er een dringende reden was voor ontslag. Zij voert aan dat zij haar dagkaarten heeft willen doorverkopen zodat zij zelf geen verlies zou leiden. Zij heeft zich derhalve niet willen verrijken. Zij voert verder aan dat een van haar kleinkinderen mogelijk bij haar thuis een aantal kaarten heeft verwisseld waardoor zij per vergissing een dagkaart en drie 1,5 uurskaartjes heeft verkocht. Deze laatste kaartjes heeft zij altijd op zak. De reden dat zij haar verklaring heeft aangepast is dat zij niet over haar financiële problemen in het bijzijn van haar schoondochter wilde praten. Zij heeft haar fout ingezien en spijt betuigt. Zij betreurt het ongemak dat de passagiers door de niet werkende kaartjes hebben ondervonden en dat GVB hierdoor in diskrediet is gebracht.
6. [verweerster] wijst erop dat zij het advies van de adviescommissie niet heeft ontvangen, hetgeen wel volgens de CAO verplicht is. Volgens [verweerster] is ontslag een te zwaar middel. De gevolgen zijn voor haar met haar zwakke gezondheid heel groot.
7. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] om toekenning van een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW. Tevens verzoekt zij rekening te houden met de voor haar geldende opzegtermijn. Er is immers geen sprake van verwijtbaar laat staan ernstig verwijtbaar gedrag.

Beoordeling

8. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
9. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door GVB naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e. Daartoe wordt overwogen dat [verweerster] heeft gehandeld in strijd met de werkinstructie van GVB. Zo heeft zij tegen contante betaling tramkaartjes verkocht. Dat zij stelt dat dit soms ondanks de werkinstructie van GVB toch gebeurd maakt dit niet anders. [verweerster] heeft niet betwist dat zij bekend is met deze werkinstructie. Dit is aan [verweerster] te verwijten.
10. Het is aan [verweerster] ernstig te verwijten dat zij kaartjes heeft verkocht aan reizigers, terwijl die reizigers niet de kaartjes hebben gekregen waarvoor zij hebben betaald en die zij mochten verwachten. Het staat namelijk vast dat zij een dagkaart en drie gratis servicekaartjes van 1.5 uur hebben ontvangen. Dat dit op een misverstand berust aan de zijde van [verweerster] is niet aannemelijk geworden. Ook al zou zij dit niet bewust hebben gedaan, dan is dit haar te verwijten. Zo is zij al 23 jaar conducteur en mag van haar worden verwacht dat zij weet hoe de gratis kaartjes eruit zien. Op de gratis servicekaartjes staat met grote letter “VRIJ”.
11. De kantonrechter kan niet tot een andere conclusie komen dan dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Zij heeft bewust de Indiase toeristen verkeerde kaartjes verkocht en de koopsom daarvan in eigen zak gestoken. Dat een 24-uurs kaartje van haarzelf was is niet komen vast te staan. Haar verklaring hierover is wisselend, niet logisch en vindt geen steun in andere feiten of omstandigheden. Evenmin is hetgeen [verweerster] stelt over een mogelijke verwisselen van de 24-uurs kaartjes met de gratis servicekaartjes niet aannemelijk. Deze kaartjes worden ook niet in grote hoeveelheden vertrekt aan conducteurs. Zij krijgen van hun leidinggevende per keer slechts een of twee setjes van 5 gratis servicekaartjes.
12. [verweerster] heeft het in haar gestelde vertrouwen beschaamd. Dit geldt voor zowel het vertrouwen dat reizigers mogen hebben als zij reizen met het openbaar vervoer, alswel het vertrouwen dat zij mogen hebben in GVB, maar ook het vertrouwen dat GVB heeft in haar medewerkers dat zij GVB op juiste wijze vertegenwoordigen en handelen overeenkomstig de werkinstructies. Dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingrijpende gevolgen heeft voor [verweerster] is zeker zo, maar dat maakt het oordeel over haar handelen niet anders.
13. De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van [verweerster] niet in de rede ligt vanwege de aard van haar handelen.
14. [verweerster] was deels arbeidsongeschikt ten tijde van het haar te verwijten gedrag, en is daarna geheel arbeidsongeschikt geraakt. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de wens van GVB om de arbeidsovereenkomst te ontbinden is ontstaan vanwege haar arbeidsongeschiktheid. Haar gedrag is voldoende redengevend voor de wens de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Haar arbeidsongeschiktheid staat niet aan ontbinding in de weg.
15. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van GVB zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van de datum van deze beschikking, nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] .
16. De kantonrechter ziet geen reden om de transitievergoeding aan [verweerster] toe te kennen, aangezien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW.
17. Bij deze uitkomst van de procedure zal [verweerster] met de proceskosten van GVB worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 27 juni 2023;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van GVB tot op heden begroot op € 528,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief btw en aan griffierecht € 128,00;
veroordeelt [verweerster] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de beschikking, wat de onder II en III genoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Dijt.