ECLI:NL:RBAMS:2023:3933

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
13/074312-23 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel in voorwaardelijke zin

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfsplaats, werd beschuldigd van het stelen van goederen uit verschillende winkels, waaronder een bril, een tas en parfum. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 heeft de verdachte bekend en is er geen bewijsverweer gevoerd door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal aangiften.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een ISD-maatregel in voorwaardelijke zin opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Deze maatregel is bedoeld om de verdachte te helpen bij het aanpakken van zijn problemen en om de maatschappij te beschermen tegen recidive. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die in het verleden al meerdere keren is veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij La Valise B.V. ter hoogte van € 695,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de situatie van de verdachte en de impact van zijn daden op de maatschappij in overweging hebben genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/074312-23 (Promis)
Datum uitspraak: 23 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland
thans gedetineerd in het [naam JC]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Casteleijns en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. Y. Hamelzky naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
- een bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam optiek] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan La Valise B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- meerdere winkelgoederen (waaronder: parfum Beu de Jour), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Douglas (vestiging Gelderlandplein), in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Door de raadsvrouw is geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Omdat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
  • de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juni 2023 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting;
  • een proces-verbaal aangifte met nummer 2023057861-4 van 15 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2] , doorgenummerde pagina’s 8 tot en met 9;
  • een proces-verbaal aangifte met nummer 2023057864-2 van 14 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] , doorgenummerde pagina’s 11 tot en 13;
  • een proces-verbaal aangifte met nummer 2023059109-2 van 16 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4] , doorgenummerde pagina’s 15 tot en met 16.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 14 maart 2023 te Amsterdam,
- een bril, die aan [naam optiek] , toebehoorde en
- een tas, die aan La Valise B.V., toebehoorde en
- meerdere winkelgoederen (waaronder: parfum Beu de Jour), die aan Douglas (vestiging Gelderlandplein), toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) in voorwaardelijke zin met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals ter zitting door reclasseringswerker A. Baars zijn geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, subsidiair moet aan verdachte een ISD-maatregel in voorwaardelijke zin worden opgelegd waarbij de proeftijd wordt gesteld op één jaar met de bijzondere voorwaarden zoals ter zitting door de reclassering zijn geadviseerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal bij verschillende winkels. Dat zijn vervelende feiten waardoor schade en overlast wordt veroorzaakt bij de winkeliers. De winkeliers zien zich genoodzaakt extra kosten te maken voor beveiligingsmaatregelen. Deze kosten worden vervolgens doorberekend naar de consument waardoor de maatschappij de kosten van het handelen van verdachte draagt. Verdachte heeft laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 8 mei 2023 blijkt dat hij veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van (winkel)diefstallen.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door mevrouw A. Baars opgestelde reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 1 juni 2023. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte is sinds 2019 in aanraking met justitie in Nederland, er is sprake van een patroon in het plegen van vermogensdelicten. Verdachte beschikt niet over enige stabiliteit, hij heeft geen huisvesting, geen inkomen en geen dagbesteding. Vanwege deze omstandigheden schat de reclassering het risico op recidive in als hoog.
Verdachte heeft de Roemeense nationaliteit en verblijft op dit moment volgens de informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) rechtmatig in Nederland en er loopt ook geen IND onderzoek naar hem. Vanwege zijn status dient verdachte zelfvoorzienend te zijn en maakt hij geen aanspraak op sociale voorzieningen, noch op zorgtoeleiding of huisvesting via een regulier reclasseringstoezicht. Bij oplegging van een ISD-maatregel kan de rechtmatigheid van het verblijf van verdachte in Nederland veranderen en leiden tot intrekking van het verblijfsrecht.
Het is evident dat verdachte stabiliteit nodig heeft. Dit kan hem geboden worden binnen de ISD-maatregel. Nadat de vreemdelingrechtelijke status van verdachte definitief bekend is, kan worden bepaald of de reguliere ISD of de ISD-VRIS kan volgen. In de reguliere ISD wordt ingezet op re-integratie in Nederland met de nodige zorg en opvang. Binnen de ISD-VRIS wordt ingezet op repatriëring met de nodige zorg en opvang in het land van herkomst. Daarbij ziet d reclassering repatriëring naar Roemenië met de zogenoemde zachte landing als de meest reële kans op het voor de lange termijn doorbreken van het strafbare gedrag en het beheersen van de persoonlijke problematiek. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering in het rapport een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De maatregel zal enerzijds de maatschappij beschermen en beveiligen tegen recidive en anderzijds kan via de maatregel hulp en interventie ingezet worden om te werken aan de problematiek van verdachte .
Ter terechtzitting van 9 juni 2023 heeft mevrouw A. Baars, gehoord als deskundige, haar rapport voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden bevestigd maar het advies als volgt gewijzigd.
De reclassering ziet ingeval van een daadwerkelijke hulpvraag van de verdachte mogelijkheden om verdachte de nodige begeleiding te geven en het recidivegevaar naar een aanvaardbaar niveau te brengen. De reclassering past daarom het advies zoals dat is verwoord in het rapport van 1 juni 2023 in zoverre aan dat ingeval een voorwaardelijke ISD-maatregel passend wordt geacht de volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld:
  • meldplicht
  • ambulante behandeling
  • medewerking aan middelencontrole
Indien een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte zal worden opgelegd zal de reclassering zich inspannen om verdachte bij te staan door middel van deze ter zitting geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 mei 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 14 maart 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
. De rechtbank acht - met de officier van justitie – de oplegging van een voorwaardelijke ISD op dit moment het meest passend. Verdachte is immers nog niet eerder onder toezicht van de reclassering geweest en op dit moment kan niet worden ingeschat in welke mate dit zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van zijn situatie. Verdachte heeft ter terechtzitting laten zien dat hij intrinsiek gemotiveerd is om aan zijn problemen te werken en een zelfvoorzienend bestaan op te bouwen in Nederland. De verdachte krijgt de kans om hieraan vorm te geven binnen een voorwaardelijk kader.
Verdachte is op 26 mei 2023 geschorst door de raadkamer van deze rechtbank en heeft gedurende deze (korte) schorsing uitgebreid contact gezocht met hulpverlenende instanties. Daarmee heeft hij laten zien dat hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen. De voorwaardelijke ISD is een stok achter de deur om dit vol te houden, zijn problemen aan te pakken en niet meer te recidiveren en
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een ISD-maatregel in voorwaardelijke zin met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals ter terechtzitting door de reclassering zijn geadviseerd.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij La Valise B.V.

De gemachtigde [naam gemachtigde] vordert namens de benadeelde partij La Valise B.V. € 695,00 (zegge: zeshonderdvijfennegentig euro) aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voldoende is onderbouwd en moet worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft verklaard zich tegen toewijzing niet te verzetten.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van La Valise B.V. voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders
wordt gelast. Stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde
van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de
proeftijd de hierna vermelde
bijzondere voorwaardenniet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam op het adres Vlaardingenlaan 5 1059 GL te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarbij dient hij zich te houden aan de aanwijzingen.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door een op verslavingszorg gerichte zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra het beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde gebruikt geen alcohol en drugs, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij La Valise B.V. toe tot een bedrag van € 695,00 (zegge: zeshonderdvijfennegentig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 maart 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan La Valise B.V. voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van La Valise B.V. aan de Staat € 695,00 (zegge: zeshonderdvijfennegentig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 maart 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 13 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2023.