ECLI:NL:RBAMS:2023:3932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AMS 22/2712
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en afwijzing WIA-uitkering door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV was afgewezen. Het UWV handhaafde deze afwijzing in het bestreden besluit van 19 april 2022, waartegen eiser beroep instelde. De rechtbank behandelde de zaak op 1 mei 2023, waarbij eiser aanwezig was, maar het UWV niet. De rechtbank moest beoordelen of het UWV terecht had vastgesteld dat eiser op 5 augustus 2021 voor 5,92% arbeidsongeschikt was, en of de medische situatie van eiser voldoende was onderkend.

Eiser had zich op 2 september 2019 ziek gemeld en had in 2021 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV baseerde zijn besluit op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiser was het niet eens met de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat hij ten tijde van de beoordeling niet in staat was om te werken. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat eiser op 5 augustus 2021 in staat was om arbeid te verrichten die overeenkwam met zijn medische belastbaarheid, en dat het UWV terecht had geweigerd om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen gelijk in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2712

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen. In bezwaar is het UWV met het besluit van 19 april 2022 (het bestreden besluit) bij dit besluit gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Het UWV was, met bericht van verhindering, niet aanwezig.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als chauffeur bij [werkgever] voor 40 uur per week. Op 2 september 2019 heeft eiser zich ziek gemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het dienstverband is op 1 oktober 2019 geëindigd. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Op 10 mei 2021 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit genomen dat in bezwaar met het bestreden besluit is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op [medio 5] augustus 2021 voor 5,92% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom geweigerd om hem een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) van [medio 1] maart 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van [medio 2] november 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van [medio 3] maart 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat hij ten tijde van de WIA-beoordeling niet in staat was om te werken. In die periode kon eiser maar 20 minuten staan en lopen. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat hij bij het gesprek met de verzekeringsarts (VA) op [medio 3] november 2021 in een betere staat verkeerde dan toen de beoordeling daadwerkelijk plaats had moeten vinden, namelijk in augustus 2021. Eiser heeft ter onderbouwing dat hij niet in staat was om te werken, een brief van zijn orthopedisch chirurg met datum [medio 4] mei 2022 en een ongedateerde brief van zijn fysiotherapeut overgelegd. Er is volgens eiser geen uitgebreid onderzoek gedaan en de beoordeling heeft niet op tijd plaatsgevonden, waardoor hij eerst een voorschot heeft ontvangen. Dat voorschot is later verrekend met zijn WW-uitkering. Eiser wil graag zijn WW-uren terug, die heeft het UWV volgens hem ten onrechte gecompenseerd met zijn WIA-uitkering.

Waar de rechtbank een oordeel over kan geven in deze zaak

7. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of het UWV terecht stelt dat eiser voor 5,92% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op [medio 5] augustus 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. Omdat de rechtbank in deze procedure uitsluitend een oordeel kan geven over het bestreden besluit, kan zij geen oordeel geven over de WW-uren van eiser of over verrekening van het voorschot van eisers WIA-uitkering met zijn WW-uitkering. Het bestreden besluit gaat namelijk niet over die onderwerpen.

Wat vindt de rechtbank

9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op [medio 5] augustus 2021 voor 5,92% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De VA heeft eiser gezien en gesproken op het spreekuur. Dit spreekuur heeft 70 minuten geduurd, zo blijkt uit het rapport van [medio 2] november 2021. De VABB heeft het dossier bestudeerd en gereageerd op de door eiser in beroep overgelegde informatie van eisers orthopedisch chirurg. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten gezondheidsklachten door een botcyste in de rechterenkel, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek door de VA. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van eiser op [medio 5] augustus 2021 in haar rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt ook dat de VABB in het nadere rapport van [medio 6] augustus 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Zij heeft gemotiveerd dat de informatie geen andere medische gegevens bevat dan de informatie die al bekend was en waarmee rekening is gehouden. Zij geeft aan dat eiser op [medio 5] augustus 2021 dan ruim vijf maanden na de ingreep is en weer kan en mag belasten, en het advies is 2x per week fysiotherapie. Hij heeft 12 weken gips gehad en daarna eventueel een walker. Vastgesteld is dat eiser op datum in geding nog fors beperkt is in de mobiliteit en de enkel nog niet optimaal kan gebruiken. Dat heeft volgens de VABB ook geleid tot een forse beperkingenweergave in de FML.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op [medio 5] augustus 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid zoals verwoord in de FML van [medio 2] november 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
14. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser op [medio 5] augustus 2021 met de middelste van de drie geduide functies 94,08% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 5,92% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht geweigerd eiser per [medio 5] augustus 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wordt het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 mei 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.