Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Rzeszów, Polen. Het EAB, dat dateert van 15 mei 2020, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren in 1986 en daar verblijft. De behandeling van het EAB vond plaats op 30 mei 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.N. Ramnun, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, heeft de rechtbank verzocht om het EAB in behandeling te nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot de veroordeling in Polen, en dat er geen van de in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) genoemde weigeringsgronden van toepassing zijn. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden omdat de oproeping de opgeëiste persoon niet heeft bereikt. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij zijn proces, of dat hij onzorgvuldig is geweest door niet bereikbaar te zijn voor de autoriteiten.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de autoriteiten in Polen voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 10 maanden voor oplichting, zoals vermeld in het EAB. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.