ECLI:NL:RBAMS:2023:3917

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
13/024644-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW wegens gebrek aan kennis van de procedure

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De zaak betrof de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die werd aangeklaagd voor een straf van 3 jaren en 5 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. Tijdens de zitting op 30 mei 2023 heeft de officier van justitie verzocht om aanhouding van de zaak in afwachting van een officiële vertaling van aanvullende informatie van de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank heeft het onderzoek op 5 juni 2023 schriftelijk heropend en de vertaling aan het dossier toegevoegd.

De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die tot de beslissing in hoger beroep had geleid. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de opgeëiste persoon in hoger beroep was vertegenwoordigd door een advocaat, er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de zitting en dat zijn gekozen advocaat daadwerkelijk door hem was gemachtigd. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot de beslissing had geleid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd, omdat niet was aangetoond dat de opgeëiste persoon afstand had gedaan van zijn recht om bij zijn proces aanwezig te zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 13 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/024644-23
Datum uitspraak: 13 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 7 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 december 2022 door
the Deputy Prosecutor of the Republic at the Court of Salerno(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
verblijvend op het adres: [adres opgeëiste persoon]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 mei 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A.J. van Rijthoven, advocaat te Oirschot en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]
Ter zitting heeft de officier van justitie aanhouding van de zaak verzocht omdat hij nog in afwachting was van een officiële vertaling van de aanvullende informatie van 26 mei 2023 van de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot artikel 12 OLW. De rechtbank heeft op de zitting van 30 mei 2023 het onderzoek, gelet op de verstreken beslistermijn, gesloten.
De voorzitter heeft meegedeeld dat wanneer de officiële vertaling van de aanvullende informatie aanleiding zou geven tot wijziging van standpunten, dit aan de rechtbank kenbaar kon worden gemaakt. Het onderzoek zou dan worden heropend, zodat de vertaling in het dossier kon worden gevoegd en partijen hun standpunten per e-mail kenbaar konden maken.
De rechtbank heeft op 5 juni 2023 het onderzoek schriftelijk heropend en de officiële vertaling van de aanvullende informatie van 26 mei 2023 aan het dossier toegevoegd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de schriftelijke standpunten van de officier van justitie en de raadsman naar aanleiding van die officiële vertaling van de aanvullende informatie.
Op de uitspraakzitting van 13 juni 2023 heeft de rechtbank het onderzoek, met instemming van partijen, enkelvoudig gesloten.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Judgment n. 3627/14 issued on 13 November 2014 by the Court of Salerno 2nd Criminal Division confirmed by Judgment n. 2298/16 dated 15 November 2016 of the Court of Appeal of Salerno - Irrevocable on 30 March 2017.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren en 5 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, nu de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces dat tot de beslissing in hoger beroep heeft geleid. De raadsman heeft documenten van de huidige Italiaanse advocaat van de opgeëiste persoon overgelegd, te weten verzoekschriften aan het gerechtshof te Salerno en het Italiaanse hof van cassatie. De raadsman betoogt dat daaruit volgt dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg al niet op de juiste wijze is opgeroepen. Het verstekvonnis in eerste aanleg is nooit aan hem betekend. De dagvaarding in hoger beroep is niet betekend aan de door hem gekozen raadsvrouw M.G. Gallevi, omdat de verkeerde naam is ingevoerd (namelijk Allievi in plaats van Gallevi).
Volgens de raadsman is de aanvullende informatie van 26 mei 2023 in die zin onjuist dat de daarin genoemde advocaat Mario Secondino door de opgeëiste persoon
gekozenzou zijn. De opgeëiste persoon kent deze advocaat niet, heeft hem niet gekozen en evenmin gemachtigd om namens hem in hoger beroep de verdediging te voeren.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie betoogt dat uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 26 mei 2023 blijkt dat de zaak in hoger beroep opnieuw ten gronde is behandeld. Uit die aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon in hoger beroep is vertegenwoordigd door “
his lawyer of choice: Lawyer Mario SECONDINO”.
Volgens de officier van justitie is de opgeëiste persoon dus in de procedure in hoger beroep vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat, zodat de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder b OLW zich voordoet en de weigeringsgrond niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van 26 mei 2023, waarvan zich inmiddels een officiële vertaling in het dossier bevindt, blijkt dat de strafzaak tegen de opgeëiste persoon in hoger beroep opnieuw ten gronde is behandeld. Alleen de procedure in hoger beroep dient dan ook te worden getoetst aan artikel 12 OLW. In de aanvullende informatie is vermeld dat de opgeëiste persoon gedurende die procedure is vertegenwoordigd door de advocaat van zijn keuze. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie.
De rechtbank is echter van oordeel dat daarmee nog geen sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12 onder b OLW. Uit deze aanvullende informatie blijkt niet dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de voorgenomen zitting in hoger beroep en evenmin dat zijn gekozen advocaat ook daadwerkelijk door de opgeëiste persoon is gemachtigd om hem in hoger beroep te verdedigen. Gelet op het verstrijken van de beslistermijn is er geen ruimte meer voor het stellen van nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit op dit punt.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Uit de aanvullende informatie blijkt niet dat het hoger beroep op verzoek van de opgeëiste persoon is ingesteld en evenmin dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting in hoger beroep. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij zijn proces aanwezig te zijn, dan wel dat hij kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Deputy Prosecutor of the Republic at the Court of Salerno(Italië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.