ECLI:NL:RBAMS:2023:3888

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AMS 22/503
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vignetplicht voor ligplaats vaartuig lid watersportvereniging; beoordeling van de ontvankelijkheid van de eiseres en de vignetplicht van de eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 19 april 2023, wordt de vignetplicht voor een pleziervaartuig van eiser beoordeeld. Eiser had op 9 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een vignet op basis van de Binnenhavengeldverordening Pleziervaart 2020. Aanvankelijk werd een rood vignet verleend, maar eiser verzocht om een goedkopere witte variant en om restitutie van de kosten. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft in een bestreden besluit van 20 december 2021 bepaald dat eiser vignetplichtig is. Eiser en de eiseres, een watersportvereniging, hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 10 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij de vraag aan de orde kwam of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroep, omdat zij redelijkerwijs verweten kan worden geen bezwaar te hebben gemaakt. De rechtbank concludeert dat eiser vignetplichtig is en dat het reguliere (rode) vignet van toepassing is, omdat de aanvraag in 2021 werd gedaan en de voorwaarden voor het witte vignet toen nog niet van toepassing waren. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(hierna ook: [eiseres] )

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. C.A.M. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: [naam], mr. E.G. Blees en mr. R. Peeters).

Inleiding

1.1.
Op 9 juni 2021 heeft eiser een (rood) vignet aangevraagd voor zijn pleziervaartuig op grond van de Binnenhavengeldverordening Pleziervaart 2020 (de Binnenhavengeldverordening). Het vignet is door verweerder op die datum verleend. Bij nader inzien wenste eiser niet het rode, maar het goedkopere witte vignet. Eiser wenste ook restitutie van de kosten. Op 19 september 2021 heeft verweerder per e-mail medegedeeld dat eiser geen recht heeft op restitutie
.
1.2.
Met het bestreden besluit van 20 december 2021 op het bezwaar van eiser heeft verweerder bepaald dat eiser vignetplichtig is.
1.3.
Eiser en [eiseres] hebben hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser en [eiseres] tegen dit bestreden besluit.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] namens [eiseres] , de gemachtigde van eiser en [eiseres] en de gemachtigden van verweerder.

Is [eiseres] belanghebbende?

2.1.
Voordat de rechtbank het beroep inhoudelijk beoordeelt, dient de rechtbank eerst de vraag te beantwoorden of [eiseres] als belanghebbende kan worden aangemerkt en of haar beroep ontvankelijk is. Verweerder heeft in dat kader gewezen op artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bepaalt dat geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
2.2.
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij zelf geen bezwaar heeft gemaakt, omdat zij niet wist van de aanvraag van eiser, het primaire besluit en de daaropvolgende correspondentie tussen eiser en verweerder. Van belang is dat [eiseres] is opgericht om zich bezig te houden met dit soort vraagstukken van de leden, zoals eiser. Dit volgt ook uit de statuten. Daarnaast is [eiseres] ook huurder bij verweerder van het betreffende waterperceel.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat aan [eiseres] redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt. [eiseres] had via eiser kunnen weten dat hij de aanvraag had gedaan, en dat verweerder daarop een besluit had genomen. De rechtbank zal [eiseres] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar beroep. Voor een proceskostenveroordeling of het vergoeden van griffierecht van [eiseres] bestaat geen aanleiding.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt vervolgens of verweerder terecht heeft bepaald dat eiser vignetplichtig is, en zo ja, welk vignet van toepassing is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Relevante feiten en omstandigheden
4.1.
Eiser is eigenaar van een pleziervaartuig met een oppervlakte van 20 m2 dat ligt aangemeerd aan een steiger op [ligplaats] in Amsterdam. Deze steiger is geplaatst door [eiseres] . Op grond van een huurovereenkomst van 1 juli 2014 met de gemeente heeft [eiseres] het exclusieve gebruiksrecht op het daar aanwezige waterperceel met ondergrond. Eiser is lid van [eiseres] .
4.2.
Op grond van de Binnenhavengeldverordening [1] wordt er van de eigenaar van een pleziervaartuig recht geheven voor (onder meer) het gebruik van de openbare gemeentewateren, met uitzondering van de haven [2] . Onder openbaar water verstaat de Binnenhavengeldverordening alle wateren gelegen binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam. [3] Voor het begrip “haven” verwijst de Binnenhavengeldverordening naar de kaart die behoort bij de Verordening op het binnenwater 2010 (Vob). [4]
4.3.
Als maatstaf voor de berekening van het reguliere jaartarief geldt de oppervlakte van het pleziervaartuig, uitgedrukt in vierk.ante meters. Ook bestaat er een lager tarief, het abonnementstarief (50% van het reguliere tarief), dat alleen geldt voor pleziervaartuigen die aantoonbaar een ligplaats hebben buiten de gemeentegrenzen of in een jachthaven. De rechtbank begrijpt dat bij voldoening van het reguliere tarief een rood vignet wordt uitgereikt en bij het abonnementstarief een wit vignet. [5]
4.4.
Op grond van de Vob dient een vaartuig over een vignet te beschikken als bedoeld in de Binnenhavengeldverordening om daarmee ligplaats in te nemen en om te varen [6] .
Besluitvorming
5.1.
Eiser heeft op 9 juni 2021 een aanvraag gedaan voor het reguliere (rode) vignet. Verweerder heeft deze op diezelfde dag met het primaire besluit verleend en heeft daarvoor gelet op het oppervlakte van het vaartuig een bedrag van € 1.125,- geheven. Dit bedrag heeft eiser betaald.
5.2.
Eiser heeft in bezwaar verweerder verzocht om hem het witte vignet uit te reiken van € 562,50, omdat dit vignet voor zijn vaartuig en ligplaats zou volstaan, en heeft tevens verzocht hem het teveel betaalde recht terug te betalen. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de locatie van het vaartuig – gezien de bij de Vob behorende kaart waaruit blijkt waar de gemeentegrens loopt – in het binnenwater van Amsterdam ligt. Het vaartuig van eiser is daarom vignetplichtig. Een uitzondering op de vignetplicht is een pachtovereenkomst waaruit blijkt dat het water en de bodem op de locatie is gepacht, maar daar is met de overgelegde huurovereenkomst van de Waterrecreatievereniging met de gemeente niet van gebleken, aldus verweerder. Ook is voor eiser niet het witte vignet van toepassing, maart het (reguliere) rode.
Toepasselijkheid Binnenhavengeldverordening en de Vob
6.1.
Eiser heeft aangevoerd dat de Vob niet van toepassing is in het onderhavige gebied en hij dus niet vignetplichtig is. Het [ligplaats] ligt in het [naam meer] , dat niet is aan te merken als binnenwater. De locatie ligt in buitenwater zoals ook bedoeld in de Waterwet en wordt niet beheerd door de gemeente. Verweerder kan ook geen invloed uitoefenen op de waterstanden en -omstandigheden omdat het buiten de gemeentesluizen ligt. Het beleidsdoel van de Vob kan niet zien op het [ligplaats] .
6.2.
De rechtbank overweegt allereerst dat het bestreden besluit is gebaseerd op de Binnenhavengeldverordening, niet op de Vob. Op grond van de Binnenhavengeldverordening is een eigenaar van een pleziervaartuig binnenwatergeld verschuldigd indien hij gebruik maakt van het openbare water binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam. De rechtbank constateert dat [ligplaats] binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam ligt. Het feit dat het water waarin het vaartuig van eiser is afgemeerd, en dat [eiseres] huurt, buiten de gemeentesluizen ligt, maakt dit niet anders, aangezien de sluizen niet de gemeentegrens vormen. Het water waarin [ligplaats] is gelegen valt dan ook onder de reikwijdte van de Binnenhavengeldverordening, en ook binnen de regels van de Vob.
6.3.
Het water behoort ook niet tot de “haven” in de zin van de Binnenhavengeldverordening, zoals blijkt uit de kaart die behoort bij de Vob. De Binnenhavengeldverordening is dan ook van toepassing, waardoor in beginsel ieder vaartuig vignetplichtig is. Dat het toezicht en beheer van dit gebied van de stad mogelijk anders zal zijn dan bijvoorbeeld in de drukkere binnenstad, betekent niet dat het beleidsdoel van de Binnenhavengeldverordening en de Vob niet ook kan zien op het water rondom [ligplaats] . Deze beroepsgronden slagen niet.
Waterwet
6.4.
Eiser stelt zich op het standpunt dat de Waterwet uitdrukkelijk ook van toepassing is op het [naam meer] , zodat op grond daarvan de Waterwet van toepassing is, en niet de Binnenhavengeldverordening en de Vob. Het water dat [eiseres] huurt en waarin eiser zijn pleziervaartuig afmeert, behoort immers tot het [naam meer] .
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat de eventuele toepasselijkheid van de Waterwet niet in de weg staat aan de toepasselijkheid van de Binnenhavengeldverordening. Mogelijk behoort het water dat [eiseres] huurt formeel tot het [naam meer] . Feit is dat dat water, door de uitbreiding van Amsterdam met [plaats] inmiddels feitelijk tot het binnenwater van Amsterdam hoort. De rechtbank begrijpt dat binnen de gemeente is geopperd dat het betreffende water formeel nog niet is overgedragen aan de gemeente, maar dat neemt niet weg dat verweerder wel het beheer voert over het water rondom [ligplaats] . Ook als formeel de Waterwet nog wel van toepassing zou zijn op het betreffende water bij [ligplaats] , betekent dat niet dat de Binnenhavengeldverordening daarnaast niet ook van toepassing kan zijn. De Waterwet gaat over de kwaliteit van het buitenwater en de waterstand in Nederland. Binnenhavengeld wordt geheven ten behoeve van het beheer en het onderhoud van het openbare water binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam.
Geen doorkruising
6.6.
Eiser voert aan dat de privaatrechtelijk verhouding tussen verweerder en eiser, de publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist. De rechtbank begrijpt dat eiser met dit beroep op de doorkruisingsleer doelt op de huurovereenkomst die verweerder heeft met [eiseres] . Eiser wijst vervolgens op de toelichting bij de Vob.
6.7.
De rechtbank wijst er allereerst – opnieuw – op dat het bestreden besluit is gebaseerd op de Binnenhavengeldverordening, niet op de Vob. Daarnaast wijst de rechtbank er op dat [eiseres] geen partij is in deze procedure, en eiser zelf geen overeenkomst heeft gesloten met verweerder. Eiser huurt een ligplaats van [eiseres] , die op haar beurt een perceel water met ondergrond huurt van verweerder. Los daarvan oordeelt de rechtbank dat de Binnenhavengeldverordening niet op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist door de huurovereenkomst die [eiseres] heeft gesloten met verweerder (en in het verlengde daarvan de overeenkomst tussen eiser en [eiseres] ). De huurovereenkomst heeft een ander doel dan de Binnenhavengeldverordening. Op grond van de huurovereenkomst heeft eiser (en [eiseres] ) het exclusieve gebruiksrecht van het perceel water. Het binnenhavengeld wordt geheven ten behoeve van het beheer van het binnenwater in Amsterdam.
Vrijstelling?
6.8.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in aanmerking komt voor een vrijstelling van de vignetplicht omdat hij lid is van [eiseres] die het water en de ondergrond heeft gehuurd. Weliswaar staat in deze vrijstelling dat het moet gaan om ‘pachten’, maar conform de uitleg van verweerder valt huren hier ook onder.
6.9.
Verweerder heeft in het bestreden besluit en op de zitting toegelicht dat inderdaad een vrijstelling van de heffing van het binnenwatergeld gold, indien het water en de ondergrond werden gepacht. Verweerder heeft toegelicht dat hieronder erfpacht werd verstaan, omdat in dat geval het beheer en het onderhoud van het gehuurde perceel water niet voor rekening van verweerder kwam, terwijl het binnenhavengeld juist wordt geheven voor dat beheer en onderhoud. In de huurovereenkomst van [eiseres] is echter niet bepaald dat het beheer en het onderhoud ten laste van [eiseres] komt. Verweerder is nog steeds verantwoordelijk daarvoor. Hoewel de rechtbank met eiser van oordeel is dat de term “pacht” in dit kader verwarrend kan zijn, volgt de rechtbank wel de strekking van de vrijstellingsmogelijkheid. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen beroep kan doen op die vrijstelling.
Conclusie ten aanzien van vignetplicht
7. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat eiser vignetplichtig is.
Rood of wit vignet?
8.1.
Vervolgens komt de vraag aan de orde voor welk vignet eiser in aanmerking komt. Eiser heeft subsidiair aangevoerd dat voor hem het lagere abonnementstarief (het witte vignet) van toepassing is omdat het vaartuig in gepacht water ligt. Ook heeft eiser op de zitting aangevoerd dat hij op grond van een e-mail van een medewerker van verweerder erop mocht vertrouwen dat kan worden volstaan met het witte vignet.
8.2.
Uit het dossier volgt dat eiser op [medio] september 2021 een e-mail heeft ontvangen van [persoon 4] , medewerker invorderingen [naam stadsdeel]
Gemeente Amsterdam, vanaf het adres [mailadres] . In de mail staat onder meer:

U geeft aan een regulier/rood vignet aangevraagd te hebben terwijl u recht zou hebben op een wit vignet of helemaal geen vignet nodig zou hebben. U stuurt de gegevens mee van de overeenkomst die u heeft met de [eiseres] : [eiseres] . Dit is genoeg om in 2022 een abonnement/wit vignet aan te vragen.
(…)
Wilt u volgend jaar een abonnement vignet kan ik dit voor u wijzigen in het systeem en gaat de communicatie die u ontvangt uit van een abonnement vignet. Ook volgend jaar dient u bij de betaling van het vignet de overeenkomst met [eiseres] te uploaden.
8.3.
Uit deze e-mail leidt de rechtbank af dat deze medewerker van de gemeente bedoelt dat eiser voor het jaar 2022 aanspraak kan maken op een wit vignet, omdat dan het abonnementstarief van toepassing is. De medewerker verwijst namelijk naar de huurovereenkomst met [eiseres] , die eiser aan haar had gestuurd. Uit de Binnenhavengeldverordening die geldt vanaf 1 januari 2022 volgt dat het abonnementstarief geldt indien het pleziervaartuig een ligplaats heeft “in gepacht water” (Artikel 5, onder C). In de Binnenhavengeldverordening die gold in 2021, ten tijde van de aanvraag, zijn de woorden “in gepacht water” nog niet toegevoegd aan dat artikel. In 2021 gold blijkbaar het abonnementstarief nog niet voor pleziervaartuigen die ligplaats hebben in gepacht water, en was in dat geval het rode vignet vereist. Dat betekent dat eiser in 2021 geen beroep kan doen op het abonnementstarief vanwege de huurovereenkomst die [eiseres] , of hijzelf heeft gesloten. Eiser kan dus ten aanzien van het vignet dat hij in 2021 aanvroeg, ook geen rechten ontlenen aan de e-mail van deze medewerker van de gemeente.

Conclusie

9. Het beroep van eiser is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of het vergoeden van griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in het beroep;
  • verklaart het beroep van eiser ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent al het openbare water dat niet tot de haven behoort (Verordening op het binnenwater 2010).
1.1.1. begripsbepaling
binnenwater: al het openbare water dat niet tot de haven behoort;

haven: wateren binnen het Noordzeekanaalgebied die voor de scheepsvaart openstaan, alsmede alle tot de haven behorende kunstwerken en de scheepshellingen, dokken, scheepreparatiewerven en los- en laadplaatsen, een en ander zoals aangegeven op het bij deze verordening behorend kaartmateriaal (bijlage 1);
Artikel 2.1.4 Pleziervaartuigen
1. Onverminderd het bepaalde in de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 is het verboden ligplaats in te nemen met een pleziervaartuig:
a. dat niet is voorzien van een op het vaartuig duidelijk zichtbaar aangebracht geldig en juist vignet dat voor dat vaartuig op grond van de Binnenhavengeldverordening Pleziervaart van gemeentewege is verstrekt, of
b. dat langer is dan 10 meter, op de lengte over het dek gemeten.
2. Indien voor gebruik van het openbare water met een vaartuig op grond van de Binnenhavengeldverordening Pleziervaart een recht verschuldigd is, is het verboden met dat vaartuig te varen indien het niet is voorzien van een op het vaartuig duidelijk zichtbaar aangebracht geldig en juist vignet dat voor dat vaartuig op grond van die verordening van gemeentewege is verstrekt.
3. De eigenaar van een vaartuig verwijdert een vignet als bedoeld in het eerste of tweede lid zo spoedig mogelijk nadat de periode waarvoor het vignet is afgegeven is verstreken.
4. Het vignet, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aan de bakboordzijde aangebracht op de achterzijde van het vaartuig.
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels over binnenhavengeld pleziervaart (Binnenhavengeldverordening Pleziervaart 2020)
Artikel 1E
“haven” : het IJ, het Buiten IJ, het Noordzeekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal en alle daarop uitkomende wateren tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorende bij de Verordening op het Binnenwater 2010;
Artikel 2 Aard van de heffing; belastbaar feit
Onder de naam ‘Binnenhavengeld Pleziervaart’ wordt een recht geheven voor het gebruik overeenkomstig de bestemming met een pleziervaartuig van voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren en/of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die in beheer of onderhoud zijn bij de gemeente dan wel ter zake van het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten, een en ander voor zover dit gebruik of genot niet plaatsvindt in de haven.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het pleziervaartuig, degene aan wie het pleziervaartuig in gebruik is gegeven of degene die als vertegenwoordiger voor een van dezen optreedt.
Artikel 4 Maatstaf en toepassing van tarief
1.Maatstaf voor de berekening van het jaartarief Binnenhavengeld Pleziervaart, voor het abonnementstarief en voor het milieutarief is de oppervlakte van het pleziervaartuig, uitgedrukt in vierkante meters. Deze oppervlakte wordt berekend door het vermenigvuldigen van de grootste lengte en de grootste breedte over het dek gemeten van het vaartuig ongeacht de vorm van het vaartuig.
2.Het dagtarief Binnenhavengeld Pleziervaart is een vast bedrag per vaartuig.
3.Een gedeelte van een eenheid van vierkante meters wordt omhoog afgerond op een halve eenheid van een vierkante meter.
Artikel 5 Tarief
Het Binnenhavengeld Pleziervaart wordt geheven naar de volgende tarieven per belastingjaar (en/of) per dag, met inachtneming van de gegeven aanwijzingen en het bepaalde in artikel 4.
** Het abonnementstarief is alleen geldig voor pleziervaartuigen die aantoonbaar een ligplaats hebben buiten de gemeentegrenzen of in een jachthaven en die bovendien niet voor langere tijd worden aangemeerd in het openbaar water van Amsterdam. Alleen doorvaren en aanleggen gedurende een korte periode is mogelijk; het laten liggen van het vaartuig tussen 23.00 uur 's avonds en 06.00 uur ’s morgens is niet toegestaan.
Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart 2022
Art 5 onder C
Het abonnementstarief is alleen geldig voor pleziervaartuigen die aantoonbaar een ligplaats hebben buiten de gemeentegrenzen, in een jachthaven of in gepacht water en die niet voor langere tijd worden afgemeerd in het openbaar water van Amsterdam. Alleen doorvaren en afmeren gedurende een korte periode is mogelijk. Het laten liggen van het vaartuig tussen 23.00 uur 's avonds en 06.00 uur ’s morgens is niet toegestaan.

Voetnoten

1.Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart 2020.
2.Artikel 2 van de Binnenhavengeldverordening.
3.Artikel 1, onder i, van de Binnenhavengeldverordening.
4.Artikel 1, onder d, van de Binnenhavengeldverordening.
5.Artikelen 2, 3, 4 en 5 van de Binnenhavengeldverordening.
6.Artikel 2.1.4, eerste lid, van de Vob.