ECLI:NL:RBAMS:2023:3879

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
C/13/734507 / KG ZA 23-464
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een examenresultaat in kort geding met betrekking tot de Vrije Universiteit

In deze zaak heeft een student van de postdoctorale accountancy opleiding aan de Vrije Universiteit (VU) een kort geding aangespannen om zijn examenresultaat te betwisten. De student, die een onvoldoende (5) had behaald voor het examen Audit & Assurance, vorderde onder andere dat zijn examen opnieuw beoordeeld zou worden, omdat hij meende dat de beoordelingsmethodieken niet correct waren toegepast. Tijdens de zitting op 15 juni 2023 heeft de student zijn vorderingen toegelicht, waarbij hij een aantal vorderingen heeft ingetrokken. De VU heeft verweer gevoerd en gesteld dat de beoordeling volgens de geldende normen is uitgevoerd. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat hij terughoudend moet zijn bij het ingrijpen in de beoordeling van examens, die in principe aan vakdocenten is voorbehouden. De rechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een onzorgvuldige beoordeling en dat de beoordelingssystematiek correct was toegepast. De vorderingen van de student zijn afgewezen, en hij is in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 22 juni 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/734507 / KG ZA 23-464 IHJK/MB
Vonnis in kort geding van 22 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 7 juni 2023,
advocaat mr. W. Hovingh te Alkmaar,
tegen
de stichting
STICHTING VRIJE UNIVERSITEIT,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.A. Hoen te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiser] en de VU worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 15 juni 2023 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht, met dien verstande dat hij de vordering onder VI heeft ingetrokken, aangezien de VU daaraan heeft voldaan. Deze vordering betrof het verstrekken van een afschrift van het afgelegde examen (inclusief vragen en beoordeling) waar het in dit kort geding om gaat. Partijen hebben afgesproken dat dit niet verder (bijvoorbeeld via internet) zal worden verspreid. De VU heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een vooraf ingezonden conclusie van antwoord.
Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
- [eiser] met mr. Hovingh;
- aan de kant van de VU: [naam] , secretaris van de examencommissie, en mr. Hoen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] volgt een postdoctorale opleiding Accountancy aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (de VU).
2.2.
Op 13 december 2022 heeft [eiser] het landelijke examen Audit & Assurance afgelegd. In totaal kunnen voor de 10 vragen 100 punten worden behaald. In het voorblad bij de opgave voor het examen is de puntenverdeling per vraag genoteerd. Beoordeling vindt plaats door 2 examinatoren: één is als docent verbonden aan de opleiding en de ander is onafhankelijk en niet verbonden aan de VU. De examinatoren kijken het (voor wat de naam van de student betreft geanonimiseerde) examen onafhankelijk van elkaar na, hebben daarna overleg over hun correctie en komen daarna tot een gezamenlijk oordeel.
2.3.
Voor de beoordeling zijn door de landelijke redactiecommissie correctieaanwijzingen opgesteld. Het Examenreglement 2022-2023 van de Postgraduate Opleiding Accountancy, School of Business and Economics van de VU is van toepassing.
2.4.
Op maandag 23 januari 2023 is aan [eiser] bekend gemaakt dat hij een onvoldoende (het eindcijfer 5,1 afgerond 5) voor het examen heeft gehaald. Aan het eind van de 9 pagina’s tellende en per vraag (totaal 10) gegeven schriftelijke motivering van het cijfer (review notes) staat (voorgedrukt):
“Overall beoordeling van de uitwerking (rekening houdend met de tijdspanne waarbinnen de uitwerking moet worden geschreven) en gebaseerd op:
- de weging van de hiervoor weergegeven observaties
- het al dan niet aanwezig zijn van ‘fatal errors’ (fouten die zo fundamenteel zijn dat begrip van de stof niet is aangetoond)
- de overall judgment call van de reviewer”
Daaronder staat de eindconclusie van de beoordelaar.
2.5.
De eerste corrector concludeert:
“Van de 10 vragen zijn er 3 twijfelachtig of onvoldoende beantwoord. Bij 2 vragen waaronder de belangrijke vraag 4 slaat de kandidaat de plank mis. Dit is de reden voor de onvoldoende… Het middaggedeelte is overigens niet slecht uitgewerkt.”
De tweede corrector concludeert:
“Overall conclusie is een onvoldoende uitwerking”
Daarna volgt nog een toelichting.
2.6.
[eiser] heeft op zijn verzoek op 24 februari 2023 inzage gehad in het examen.
2.7.
De herbeoordeling die vervolgens op verzoek van [eiser] heeft plaatsgevonden, heeft niet tot een andere eindbeoordeling geleid. Het eindcijfer was een 5,3 afgerond eveneens een 5.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis en met veroordeling van de VU in de proceskosten:
I. te bepalen dat [eiser] zijn examen is nagekeken zonder van tevoren voor de beoordeling schriftelijk vastgelegde normen en dat de gebruikte beoordelingsmethodieken 2 – beoordeling op basis van ‘fatal errors’ – en 3
– ‘overall judgement call’ – niet verankerd zijn in het onderwijs- en examenreglement en daardoor zonder (juridische) grondslag zijn toegepast, waardoor het cijfer onrechtmatig tot stand is gekomen;
II. te bepalen dat [eiser] zijn examencijfer naar een voldoende moet worden opgewaardeerd, omdat de beoordelingssystematieken (methode 2 en methode 3) niet mochten worden toegepast en juist deze beoordelingsmethodieken de reden waren voor de onvoldoende van [eiser] ;
III. subsidiair te bepalen dat het examen binnen 4 dagen na betekening van het vonnis voorgelegd dient te worden voor een herbeoordeling door een onafhankelijke derde (buiten de VU), waarbij bepaald wordt dat bij de herbeoordeling de beoordelingssystematieken (methode 2 en methode 3) opgeheven dienen te worden;
IV. meer subsidiair te bepalen dat de heer [eiser] de mogelijkheid krijgt om binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis een mondeling examen af te leggen, waarbij [eiser] het recht blijft behouden op deelname aan het herexamen;
V. voor zover mogelijk te bepalen dat de examencommissie verplicht aan [eiser] dient aan te tonen op welke wijze de onderwijsinstelling kan waarborgen dat zowel de initiële beoordeling als de herbeoordeling betrouwbaar, valide en generaliseerbaar zijn voor [eiser] in relatie tot de referentiegroep en dat door alle correctoren op dezelfde wijze is getoetst en nagekeken.
3.2.
De VU voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [eiser] op 27 juni 2023 het examen kan herkansen en hij tijdig moet weten of hij zich hierop moet voorbereiden, heeft hij een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
4.2.
Volgens [eiser] is zijn examen nagekeken zonder van tevoren voor de beoordeling schriftelijk vastgestelde normen. Bij de herbeoordeling is een andere beoordelingssystematiek toegepast, maar is er ten nadele van hem naar een onvoldoende toegewerkt.
4.3.
De VU heeft weersproken dat een andere beoordelingsmethodiek is gehanteerd dan de objectieve wegingsmethodiek aan de hand van een vooraf vastgestelde puntennormering. De examinatoren hebben daarbij wel beoordelingsruimte: de normen zijn cijfermatig, maar komen uiteindelijk tot stand na weging van de aspecten zoals benoemd op het modelblad voor de reviewnotes. Meerdere goede antwoorden zijn immers mogelijk. Er is geen sprake van ’fatal errors’, in de zin van een fout die zonder meer leidt tot een onvoldoende. De examinator beoordeelt ook of de student met zijn antwoord heeft aangetoond voldoende begrip te hebben van de examenstof en weegt zijn algemene beoordeling mee bij de bepaling van het aantal punten dat voor een vraag wordt toegekend.
4.4.
Bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] in dit kort geding staat het volgende voorop. De voorzieningenrechter zal zich, bij de beantwoording van de vraag of de beoordeling van een examen op juiste wijze heeft plaatsgevonden, uiterst terughoudend moeten opstellen. Het gaat hierbij immers om een beoordeling of de examenkandidaat over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden beschikt. Een dergelijke beoordeling is in principe aan vakdocenten voorbehouden. Daarbij is volgens vaste rechtspraak slechts plaats voor ingrijpen wanneer sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling, bijvoorbeeld blijkend uit een of meer evident grove fouten, dan wel indien duidelijk is dat de beoordeling op uiterst onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen of de beoordeling duidelijk ongelijk is bij gelijke prestaties. Alleen onder die omstandigheden kan sprake zijn van onrechtmatig handelen.
4.5.
Het is in het geheel niet aannemelijk geworden dat sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling of evident grove fouten. Bij de beoordeling van het examen hebben de correctoren gebruik gemaakt van vooraf opgestelde correctieaanwijzingen en modelantwoorden. Dat daarvan - zoals [eiser] aanvoert - door één van de examinatoren is afgeweken, is niet gebleken. De geobjectiveerde beoordelingsmethode biedt volgens de VU ruimte voor een ander antwoord dan in de modelantwoorden staat vermeld en ook met een alternatief, gelijkwaardig antwoord kunnen punten worden behaald. Er is altijd een mate van subjectiviteit bij een beoordeling. Om te voorkomen dat er grote verschillen ontstaan, is er een tweede beoordeling door een onafhankelijke examinator. De correctoren hebben per vraag punten toegekend aan de door [eiser] gegeven antwoorden en hun beoordeling uitgebreid gemotiveerd. De beoordelingen zijn niet op alle onderdelen gelijk, maar ontlopen elkaar ook niet veel. Alle beoordelaars (ook bij de herbeoordeling) komen, los van elkaar, uit op een afgerond cijfer 5. [eiser] hecht ten onrechte veel gewicht aan ‘fatal errors’ (zie onder 2.4), die volgens hem bij de eerste beoordeling de reden waren voor de gegeven onvoldoende. Uit de beoordelingssystematiek, volgend uit de overgelegde stukken en toegelicht door de VU, en ook uit de gemotiveerde beoordelingen is niet af te leiden dat in dit geval ‘fatal errors’ - los van de toegekende punten per vraag - ertoe hebben geleid dat het eindoordeel onvoldoende was. De voorshandse conclusie is dan ook dat de beoordeling zorgvuldig tot stand is gekomen. De vorderingen onder I en II zullen worden afgewezen.
4.6.
Ook de subsidiaire vordering onder III wordt afgewezen. Er heeft al een herbeoordeling van het examen plaatsgevonden. Voor nog een herbeoordeling bestaat geen grond, nu het examenreglement daarvoor geen mogelijkheid biedt en er ook geen aanwijzingen zijn dat de (her)beoordeling apert onzorgvuldig is geweest of er grove fouten zijn gemaakt. Dat bij de herbeoordeling de beoordelingssystematiek is aangepast, zoals [eiser] beweert, is niet gebleken. De bij de herbeoordeling toegekende punten zijn aan [eiser] bekend gemaakt.
4.7.
Voor het meer subsidiair gevorderde onder IV bestaat evenmin een grond. [eiser] kan op 27 juni 2023 deelnemen aan de (schriftelijke) herkansing van het examen.
4.8.
De door [eiser] gewenste waarborg dat de beoordeling en herbeoordeling betrouwbaar, valide en generaliseerbaar zijn in relatie tot de referentiegroep en dat door alle correctoren op dezelfde wijze is getoetst en nagekeken, volgt al uit het examenreglement, de correctieaanwijzingen en de puntenverdeling per vraag. Ook deze vordering is dan ook niet toewijsbaar.
4.9.
Nu [eiser] in het ongelijk wordt gesteld, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de VU begroot op:
– € 767,- aan griffierecht en
– € 1.079,- aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.coll: mb