In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023, worden de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers, een gezin met twee minderjarige kinderen, afgewezen. Verzoekers hadden zich op 2 februari 2023 gemeld bij een opvanginstantie en vroegen om maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had echter op 14 februari 2023 bepaald dat verzoekers niet in aanmerking kwamen voor maatschappelijke opvang, en op 21 februari 2023 werd de noodopvang beëindigd. Verzoekers moesten de noodopvang op 7 maart 2023 verlaten. Ze maakten bezwaar tegen deze besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de screening door de GGD voldoende inzicht heeft gegeven in de hulpvragen van verzoekers. Het college heeft geconcludeerd dat verzoekers voldoende zelfredzaam zijn en voornamelijk een huisvestingsprobleem hebben. De voorzieningenrechter wijst erop dat de bindingseis voor de noodopvang, die geldt voor gewortelde Amsterdammers, niet discriminerend is, omdat deze voor iedereen geldt, ongeacht nationaliteit. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de kinderen niet onvoldoende zijn gewogen en dat de bezwaren van verzoekers tegen de besluiten van het college geen redelijke kans van slagen hebben.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af en stelt dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.