ECLI:NL:RBAMS:2023:3854

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AMS 23/1842 en AMS 23/1841
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om maatschappelijke opvang en noodopvang voor een gezin met minderjarige kinderen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023, worden de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers, een gezin met twee minderjarige kinderen, afgewezen. Verzoekers hadden zich op 2 februari 2023 gemeld bij een opvanginstantie en vroegen om maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had echter op 14 februari 2023 bepaald dat verzoekers niet in aanmerking kwamen voor maatschappelijke opvang, en op 21 februari 2023 werd de noodopvang beëindigd. Verzoekers moesten de noodopvang op 7 maart 2023 verlaten. Ze maakten bezwaar tegen deze besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de screening door de GGD voldoende inzicht heeft gegeven in de hulpvragen van verzoekers. Het college heeft geconcludeerd dat verzoekers voldoende zelfredzaam zijn en voornamelijk een huisvestingsprobleem hebben. De voorzieningenrechter wijst erop dat de bindingseis voor de noodopvang, die geldt voor gewortelde Amsterdammers, niet discriminerend is, omdat deze voor iedereen geldt, ongeacht nationaliteit. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de kinderen niet onvoldoende zijn gewogen en dat de bezwaren van verzoekers tegen de besluiten van het college geen redelijke kans van slagen hebben.

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af en stelt dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/1842 en AMS 23/1841

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2023 in de zaken tussen

[verzoekster], verzoekster, en
[verzoeker], verzoeker, uit Amsterdam, tezamen: verzoekers
(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, hierna: het college
(gemachtigde: mr. L. Hugenholtz).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers tegen de afwijzing van de aanvragen van verzoekers.
1.2.
Verzoekers hebben twee minderjarige kinderen. Zij hebben zich op 2 februari 2023 gemeld bij het [stichting] ( [stichting] ) en gevraagd om opvang. Het college heeft op 2 februari 2023 bepaald dat verzoekers een plek in de kortdurende opvang gezinnen krijgen, totdat het onderzoek naar het recht op maatschappelijke opvang is afgerond.
1.3.
Het college heeft met het besluit van 14 februari 2023 bepaald dat verzoekers niet in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang. Met het besluit van 21 februari 2023 heeft het college bepaald dat de noodopvang wordt beëindigd. Verzoekers moeten de noodopvang op 7 maart 2023 verlaten. Verzoekers hebben tegen beide besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.4.
Het college heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift en op de nadere gronden met een nader verweerschrift.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 21 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoekers en [naam 1] als tolk Hindi. Ook heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen en [naam 2] van het [buurtteam] .

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Op 31 januari 2023 heeft een screening MO [1] Gezinnen plaatsgevonden. Zowel verzoeker als verzoekster zijn gescreend. Hieruit volgt dat verzoeker sinds 2013 in Nederland is en hier werkt in de bouw. In mei 2022 zijn verzoekster en hun zoontje naar Nederland gekomen. Verzoekster is hierna zwanger geraakt en op 8 januari 2023 bevallen van hun dochter. Verzoekers zijn op 23 januari 2023 hun woning uitgezet door de huisbaas, een soort kennis. Verzoekers ervaren veel stress vanwege het woonprobleem.
2.2.
Het college heeft de maatschappelijke opvang geweigerd, omdat verzoekers voldoende zelfredzaam zijn. Het verblijf in de noodopvang is beëindigd, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor verblijf in de noodopvang en omdat er inmiddels een besluit over de maatschappelijke opvang is genomen.

Standpunt van verzoekers

3.1.
Verzoekers voeren aan dat het college het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep [2] niet helemaal gevolgd heeft. De hulpvragen zijn niet goed in kaart gebracht door het college. De zoon van verzoekers vertoont gedragsproblemen, dit is ook gesignaleerd door de verloskundige en de kraamhulp. Er is niet onderzocht wat de oorzaak hiervan is. Verder zijn er aanwijzingen dat verzoeker niet zelfredzaam is. Hij lijkt apathisch en het lijkt alsof hij op elk moment kan instorten.
3.2.
Verzoekers voeren met betrekking tot het beëindigen van de noodopvang aan dat de bindingseis van vier jaar met betrekking tot de noodopvang indirect discriminerend is naar ras en nationaliteit voor mensen zonder de Nederlandse nationaliteit. Zij verwijzen naar een verzoekschrift dat zij hierover hebben ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens. Het beëindigen van de noodopvang is bovendien een belastend besluit, waarbij onvoldoende is onderzocht wat de situatie van de kinderen is en de belangen van het kind onvoldoende zijn gewogen. Er is geen alternatieve verblijfplaats. Zonder dak boven het hoofd zakt het gezin door de humanitaire ondergrens, het enkele tegenwerpen van de regiobinding is onvoldoende. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4.1.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.2.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of de bezwaren een redelijke kans van slagen hebben. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers of de bestreden besluiten in bezwaar naar alle waarschijnlijkheid al dan niet zullen standhouden.
4.3.
De voorzieningenrechter volgt het college in zijn conclusie dat verzoekers voldoende zelfredzaam zijn en voornamelijk een huisvestingsprobleem hebben, en dat zij daarom niet in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang. De voorzieningenrechter ziet, anders dan verzoekers, niet dat het college de hulpvragen van verzoekers onvoldoende in kaart heeft gebracht. Het gedrag van het zoontje is tijdens de screening benoemd en bevraagd, maar verzoekster heeft zelf aangegeven hier geen hulp bij nodig te hebben. De heer [naam 2] van het Buurtteam heeft ook verklaard dat verzoekers hebben aangegeven dat het gedrag van de zoon van verzoekers gerelateerd lijkt aan de huidige situatie en dat dit in India niet aan de orde was. De voorzieningenrechter ziet verder onvoldoende aanwijzingen voor de conclusie dat verzoeker niet zelfredzaam is. Zoals verweerder ook heeft benoemd, hij werkt vijf dagen per week, heeft een jong gezin, recente gezinsuitbreiding en geen onderdak. Dat het gezin daaronder komt te lijden en dat dat bij hem (en verzoekster) stress veroorzaakt, is logisch en vervelend, maar maakt niet dat sprake is van een recht op maatschappelijke opvang. Voor het zoeken naar woonruimte is wel extra ondersteuning nodig en die is ook geboden door het Buurtteam, daarna door [stichting 2] . Omdat het niet erg goed gaat, heeft de heer [naam 2] van het Buurtteam op de zitting aangegeven dat hij verzoekers weer een keer per week gaat helpen bij het vinden van woonruimte, ook buiten Amsterdam.
4.3.
Voor wat betreft het beëindigen van de noodopvang overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Niet alleen verzoeker moet voldoen aan de bindingseis van vier jaar, maar ook verzoekster. Het is niet in geschil dat zij hieraan niet voldoet. Zoals het college ook heeft aangegeven is het beleid voor de noodopvang buitenwettelijk begunstigend beleid, bedoeld voor gewortelde Amsterdammers die door onvoorziene omstandigheden hun woning kwijtraken en van de noodopvang gebruik kunnen maken om vanuit daar een meer structurele woonoplossing te vinden. Het is niet bedoeld voor mensen met een woonprobleem na migratie naar Nederland. Gelet op wat verzoekers hebben aangevoerd is het voor de voorzieningenrechter niet evident dat de bindingseis (indirect) discriminerend is naar ras en nationaliteit. De eis geldt namelijk voor iedereen, ongeacht zijn of haar nationaliteit. Het gaat ook niet om de vraag of het gezin al dan niet naar Nederland mocht overkomen op grond van artikel 8 van het EVRM [4] . Anders dan verzoekers, heeft de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten dat de toepassing van dit buitenwettelijke beleid in dit geval fundamentele rechten schendt of niet consistent is toegepast.
4.4.
Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank van 22 maart 2022 [5] slaagt evenmin. In die zaak werd er noodopvang verleend aan een gezin vanwege de coronacrisis op grond van de landelijke ‘Richtlijn opvang dak- en thuisloze mensen’. Die opvang werd bovendien bekostigd door de rijksoverheid. Anders dan in die zaak zijn verzoekers hier tot de noodopvang toegelaten
totdathet onderzoek naar het recht op maatschappelijke opvang is afgerond. In die zin is de beëindiging van de noodopvang van verzoekers dan ook geen belastend besluit.
4.5.
De voorzieningenrechter vindt niet dat het college de belangen van het kind onvoldoende heeft gewogen in beide besluiten. Het college heeft aangegeven dat het kindbelang standaard aandacht krijgt binnen de screening, en als er zorgen zijn over de veiligheid wordt Veilig Thuis verplicht ingeschakeld. Bij verzoekers is geen grote vraag rond hun capaciteit gerezen. Dat is in lijn met wat er uit de screenings naar voren komt. Dat de huidige situatie vervelend is en dat de kinderen daaronder (kunnen) lijden, maakt niet dat de noodopvang verlengd moet worden. Daarbij heeft het college er ook op gewezen dat het gezin naar Nederland is gekomen voordat de woonsituatie daarop was aangepast.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bezwaren van verzoekers tegen de besluiten van het college van 14 en 21 februari 2023 geen redelijke kans van slagen hebben.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
De griffier is niet in staat te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Maatschappelijke opvang.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.